A - a

a`a Etym.: T a`a, Wj yhy, Ap yn, Pm a`a, Wp o`o . tsw. ja. Ref.: a, a
aha Etym.: T aha, Wj vhv . tsw. oke, kijk eens, alstublieft. Ref.: aha aha, ero awokuru 'kijk eens, dit (is) je drank', aha, iru`pa man 'oke, dat is goed'.
ai ww-ov. halen.
(w)osai ww-med. zichzelf halen, elkaar halen. Ref.: ai
ai znw. kreet, gil. aiwano 'gegil'. b:: aity.
aijampa ww-ov. spelen met.
(w)osaijampa ww-med. spelen. Ref.: esapima kynosaijampanon apoko 'hij speelt met je', eufemisme voor: 'hij mishandelt je'.
aijoma Etym.: Wj ejoma, Ap ewoma . ww-ov. opkomen voor, verdedigen, beschermen.
(w)osaijoma ww-med. zich verdedigen.
aika ww-ov. tot schreeuwen brengen, laten gillen.
(w)otaika ww-med. zich tot schreeuwen brengen, gillen. Ref.: ai
aikapo ww-ov. tot schreeuwen laten brengen, laten gillen.
(w)otaikapo ww-med. zich tot schreeuwen laten brengen, zich laten gillen.
aike`ka ww-ov. laten stoppen, laten ophouden.
(w)otaike`ka ww-med. zich laten stoppen, zich laten ophouden.
aikepy ww-onov. ophouden bezig te zijn, klaar zijn, stoppen (met een bezigheid). Ref.: ai uit: (w)ai en -kepy.
aiku Etym.: T eeku, Wj euku, Ap euku, Kp eku, euku, Pm aiku . znw. sap, vocht, nattigheid. Ref.: aicu aiku`po 'soep, peperwater'.
aikuka Etym.: Ap eu`ka, Kp ekuka, Pm ekuka . ww-ov. ontvochten, het sap wegnemen van. paka manatyry saikukaje 'ik ontvocht de borst van de koe', d.w.z. 'ik melk de koe'.
(w)otaikuka ww-med. zich ontvochten. Ref.: aicu
aikuma Etym.: Wj vukuma, Pm ekuma . ww-ov. nat maken, vloeibaar maken. kasiri saikumaje 'ik maak kassavedrank'.
(w)otaikuma ww-med. zich vochtig maken, zich vloeibaar maken. Ref.: aicu
aiku`pa bnw. zonder water, zonder sap. Ref.: aicu
aikuta Etym.: Pm aikuta . ww-onov. waterig worden, wateroverlast krijgen.
aiku`to ww-ov. vocht toevoegen aan.
(w)otaiku`to ww-med. zich vochtiger maken.
aima ww-ov. inademen, roken. (tamy) saimaje 'ik rook (tabak)'.
(w)otaima ww-med. zichzelf inademen, zichzelf roken. Ref.: aima
aimara Etym.: T aimara, Wj aimara, Pm aimara, A ajomora, Sr anyumara . znw. (soort) vis. Hoplias macrophthalmus (Erythrinidae). Ref.: aimara
aime`ko ww-ov. weerzin wekken bij, afschuw wekken bij.
(w)otaime`ko ww-med. geen zin hebben, zich vervelen. [Aanmerking: verwant met (w)aime? betekenis goed?]
aimosori znw. (soort) boom. Rollinia exsucca (Annonaceae).
aina Etym.: T enja, Wj amo, Ap oma, ema, Kp emija, Pm enja, mija, M mija . znw. hand. Ref.: aña vingers: aina jumy 'duim', aina jumy pokorono (of: ... ponarono 'wijsvinger', owara ira`nano 'middelvinger', apoweiry pokorono 'ringvinger', apoweiry 'pink'; aina tano 'ring', ainanano yko i`wa 'help hem een handje', kaikusi ainary '(soort) plant [Marcgravia parviflora (Marcgraviaceae)]'.
aina Etym.: T enjao . az. in handen van, in de macht van. asepato aina 'in beide handen, met beide handen vastgepakt'.
ainajuka ww-ov. katoen laten branden in de handen van. bevordert vlijt bij de vrouw.
(w)osainajuka ww-med. katoen in de handen laten branden.
ainaka ww-ov. de hand wegnemen van, de hand afhakken.
(w)osainaka ww-med. zich de hand afhakken.
ainaka Etym.: T enjaonaka . az. in handen van, in de macht van. moro ajainaka syja 'dat geef ik jou in handen', irompy`po, yjakuwarykon ainaka ro 'hij is gestorven, zonder dat mijn geesten iets konden uitrichten'.
ainakerenka ww-ov. een ruk geven aan de hand van, uit de hand losrukken.
(w)osainakerenka ww-med. zijn hand losrukken.
ainako znw. gestink aan de handen.
ainaku`me znw. rondheid van de hand, vingerloosheid.
ainaku`mity ww-ov. de handen wassen van.
(w)osainaku`mity ww-med. zich de handen wassen.
ainamene bnw. met grote handen.
ainamerema ww-ov. de handen strelen van.
(w)osainamerema ww-med. zich de handen strelen, zich de handen wrijven.
ainamoiky znw. Zie: amosaiky.
ainamy ww-ov. de handen binden van.
(w)osainamy ww-med. zich de handen binden.
ainanu`ka ww-ov. veroordelen, schaden, bederven.
(w)osainanu`ka ww-med. zich veroordelen, zich schaden, zich bederven.
aina`pa bnw. zonder hand, zonder vingers. Ref.: aña
ainapapaika ww-ov. op de hand kloppen van.
(w)osainapapaika ww-med. in de handen klappen.
ainapatoro tlw. tien. Ref.: añapatole aina 'hand', opatoro 'aan beide zijden'.
ainapiro ww-ov. de handen (rood) verven van.
(w)osainapiro ww-med. zich de handen (rood) verven, nagels lakken.
ainapi`roka ww-ov. de handen branden van.
(w)osainapi`roka ww-med. zich de handen branden.
ainapo znw. handvaardigheid, tekenvaardigheid, borduurkunst, handschrift.
ainapo`pa bnw. zonder mooie handen.
ainaposi`ma bnw. zonder lekkere handen, zonder handen die lekkers brengen.
ainara znw. handpalm. kaikusi ainarary '(soort) plant [Marcgravia coriacae (Marcgraviaceae)]'.
ainaraka ww-ov. in de handpalm snijden van.
(w)osainaraka ww-med. zich in de handpalm snijden.
ainarakama ww-ov. de handen ophouden van, de handpalm naar boven draaien van.
(w)osainarakama ww-med. de handen ophouden, een smekend gebaar maken.
ainary`me znw. pink. [Aanmerking: V: ainarìme]
ainary`pa bnw. met lege handen, zonder geld of spullen.
ainary`to Etym.: Wj emjaryptv . ww-ov. van (een handvol) gaven voorzien.
(w)osainary`to ww-med. zich de handen vullen.
ainasa znw. openhandigheid, grijperigheid.
ainasu`ka ww-ov. in de hand steken van.
(w)osainasu`ka ww-med. zich in de hand steken.
ainasykyma ww-ov. de handen wrijven van.
(w)osainasykyma ww-med. zich de handen wrijven.
ainatone tlw. vijf. Ref.: añatone aina 'hand', otone of atone 'aan de ene kant'.
ainatone-kari`na tlw. honderd.
ainaty ww-ov. de handen wassen van.
(w)osainaty ww-med. zich de handen wassen. Ref.: osayatï
ainawo`wo znw. branderig gevoel aan de hand, (V:) eelt aan de hand.
ai`ne tsw. is het niet?, nietwaar? Ref.: añe
aipajawa znw. haai. Ref.: aipayawa
aipa`wura znw. tweeteen-luiaard. Megalonychidae. Ref.: aipa'ura ook waikore genoemd.
aipo`pa bnw. zonder schone groei, niet welvarend, niet slank ; zich niet op zijn gemak voelend.
aira Etym.: Wp eira, Sr ayra . znw. aira, zwart-bruine veelvraat. Eira barbara (Mustelidae). Ref.: aira
aira`u znw. zwarte boskat, jagoearoendi. Felis yagouaroundi (Felidae). Ref.: kaikusi [Aanmerking: vgl tamenuja]
aire Etym.: Pm aire . bnw. zometeen, strakjes, direct. Ref.: aire aire, se! of aire, non! 'wacht even, hou even op', aire te ra'a 'tot straks'.
aita znw. (soort) visval.
aitopo`ma bnw. zonder woonplaats.
aity`ma bnw. zonder kreet, zonder gil.
aiwo ww-ov. aan de rand dubbelvouwen, het uiteinde ombuigen van. bv vlechtwerk, takken aan de boom.
(w)otaiwo ww-med. zich aan de rand dubbelvouwen. Ref.: aiwo
ajanka ww-ov. vlekkerig maken, bevuilen. awory ke kajankatake 'ik zal je bont en blauw slaan'.
(w)osajanka ww-med. zich vlekkerig maken, zich bevuilen. Ref.: ayanga
ajari znw. (soort) boom. Conomorpha magnoliifolia (Myrsinaceae).
aja`ta Zie: awa`ta.
aja`tana b:: eja`tanary. znw. lichaamszijde onder de oksel.
ajatono Etym.: T jatokonta, Kp ejaton, Pm ejaton(on) . b:: ejatono. znw. vrouw van jongere broer van eigen man ; man van jongere zuster van eigen vrouw; rivaal. Ref.: eyatono [Aanmerking: dus: mogelijke partner van iemands man of vrouw of iemands mans jongere broer of iemands vrouws jongere zuster; >asejatono< 'elkaars rivalen', d.w.z.: 'twee mannen van één vrouw of twee vrouwen van één man of twee mannen van twee zusters of twee vrouwen van twee broers']
ajawa Etym.: Wj ajawa, Ap ajawa, Wp ajawa, A haiawa . znw. (soort) boom, hars, fakkel. Protium-soorten (Burseraceae), Trattinickia-soorten (Burseraceae). Ref.: ayawa
ajo tsw. vriend.
aju Etym.: T ai, Wj aju, Ww aji, Kp aju . ww-ov. (boven een vuur) uitdrogen, knapperig roosteren. bv pinda's, mosselen, (waarvan omhulsel weggebroken kan worden).
(w)otaju ww-med. knapperig branden.
aju znw. dorheid.
ajuka ww-ov. (door eigen warmte) dor maken.
(w)otajuka ww-med. zich (door eigen warmte) dor maken.
ajukano`po ww-ov. dor laten maken.
(w)otajukano`po ww-med. zich dor laten maken.
ajunu Etym.: Kp ajunu, Sr ayun, E onion . znw. ui. Allium cepa (Liliaceae). vgl sewoja.
ajuta ww-onov. verdorren, dor worden.
ajywy Etym.: Wp aju`y . znw. (soort) boom. Licaria-soorten (Lauraceae), Nectandra-soorten (Lauraceae), Ocotea-soorten (Lauraceae). Ref.: ayu'i
a`ka Etym.: Pm auka . znw. schaduw, schim, ziel, geest. Ref.: aka
aka Etym.: T aka, Ap aka, Ww aka, Kp aka . ww-ov. uit elkaar halen, (systematisch) afbreken.
(w)otaka ww-med. uit elkaar vallen. watakai 'ik heb me kapotgewerkt', moro asakato`me ro 'om het nog erger te maken, bovendien'.
akaja znw. (soort) ara. [Aanmerking: HM202 HM210 vgl kajakaja]
akaja [akajá] Etym.: T vkv, Ww oko, Pm aka . tsw. au! Ref.: akaya
akajuran znw. (soort) boom. Dimorphandra conjugata (Caesalpiniaceae). Ref.: akayuran
akaju`u Etym.: Wp akajuu . znw. bosacajoeboom. Anacardium giganteum (Anacardiaceae), Curatella americana (Dilleniaceae). Ref.: akayu'u
a`kaka ww-ov. de geest weghalen van, betoveren, geestelijk beïnvloeden ; bezeten maken.
(w)ota`kaka ww-med. zijn geest weghalen, zich betoveren, bezeten worden.
akakasin znw. (soort) plant. Eryngium foetidum (Umbelliferae).
akama Etym.: Kp akama, M aka`ma, Pm akama . ww-ov. verspillen, ongebruikt laten.
(w)otakama ww-med. zich verspillen, ongebruikt blijven, over blijven. woryi kynotakamanon 'er zijn vrouwen in overvloed'. [Aanmerking: bb2 V: achterlaten, verlaten, afwijzen]
akami Etym.: T akami, Kp akami, Pm jakami, M akami, Wp jakami, Sr kamikami, P jacamim . znw. trompetvogel. Psophia crepitans (Psophiidae). Ref.: akami [Aanmerking: HM80 E122]
aka`n b:: eka`ny. znw. (snelle) loop, (snelle) voortbeweging.
aka`nuntopo b:: eka`nuntopo. znw. renbaan.
a`ka`pa bnw. zonder ziel, zonder geest, zonder spook.
a`ka`po znw. schaduw, schim, ziel. geestverschijning, geest of ziel van een overledene.
a`kapo znw. vruchtbaarheid.
a`kapo`pa bnw. zonder goede geest, niet vruchtbaar.
a`kaporo ww-ov. vruchtbaar maken.
(w)ota`kaporo ww-med. zich vruchtbaar maken.
a`kaporopo ww-ov. vruchtbaar laten maken.
(w)ota`kaporopo ww-med. zich vruchtbaar laten maken.
akara znw. gaterigheid, doorzichtigheid (door talrijke gaten). Ref.: akara itu akarary 'plaats in het oerwoud waar men tussen de bomen door in de verte kan zien'.
akarai znw. rijpheid (met een zwarte kleur).
akarai`pa bnw. niet (met een zwarte kleur) rijp.
akaraita ww-onov. (met een zwarte kleur) rijp worden.
Akaramuku znw. kreek van Pikin Poika, Pikin Poika. Ref.: etï
akaran znw. (soort) slingerplant.
Akarani znw. kreek van Bigi Poika, Bigi Poika. Ref.: Akalani
akara`pa bnw. zonder openingen, ondoorzichtig (door afwezigheid van gaten) ; aaneengesloten.
akararo ww-ov. gaten maken in, (door middel van gaten) doorzichtig maken.
(w)otakararo ww-med. zich gaterig maken. Ref.: akara
akarata ww-onov. gaten krijgen, (door gaten) doorzichtig worden. Ref.: akara
akara`u Etym.: Wj wakaraimo, Ap akara, A wakala . znw. grote zilverreiger. Egretta alba (Ardeidae). [Aanmerking: HM62 Jensen: leider van de watervogels]
akare Etym.: Ap jakare, Kp akare, Pm (j)akare, M akare, Wp jakare, P jacare . b:: jakarery. znw. brilkaaiman. Caiman crocodilus (Alligatoridae). Ref.: akare
akarerowai Etym.: Wp jakareruwai . znw. (soort) plant. Epiphyllum-soorten (Cactaceae). Ref.: akarerowoi
akare`u znw. wigkopkaaiman. Paleosuchus trigonatus (Alligatoridae).
akarima Etym.: T akarima . znw. doodskopaap, eekhoornaap. Saimiri sciureus sciureus (Cebidae). Ref.: akarima
a`karyka ww-ov. kwellen, laten lijden.
(w)ota`karyka ww-med. gekweld worden, lijden, zich afpijnigen.
a`karykapo ww-ov. (indirect) kwellen, laten lijden.
(w)ota`karykapo ww-med. zich laten kwellen, zich laten lijden.
a`karyma ww-ov. stuntelen met.
(w)ota`karyma ww-med. stuntelen.
akasi znw. (soort) draagmand. Ref.: akasi
akata Etym.: Pm ka`ta . b:: ekatary. znw. afsplitsing, zijtak, uitgespreid been, ruimte tussen de (boven)benen. Ref.: ekata ook: iets lager gelegen strook met minder plantengroei in het bos.
akatapi znw. (soort) hagedis. [Aanmerking: roodbruin]
akatasuwe znw. (soort) ral. Rallus maculatus (Rallidae). [Aanmerking: HM142 P&P]
akatompo Etym.: Pm ekaton . b:: ekatonympo. m:: akato`san, akatokonympo. znw. geest van een gestorvene, (gevreesde) geestverschijning. Ref.: okatombo [Aanmerking: V: dodendag (2 november)? Hoff: òkatompo]
Akawajo Etym.: Kp Akawajo . znw. Akawajo-indiaan. Ref.: akawayo/kawaiyo vgl akawa '(soort) sperwer'.
akawana`u Zie: akawana`y.
akawana`y znw. blik. materiaalnaam.
akawari znw. (soort) plant. Thoracocarpus bissectus (Cyclanthaceae), Carludovica sarmentosa (Cyclanthaceae). Ref.: akawari
akawaru znw. lachmeeuw. Larus atricilla (Laridae). [Aanmerking: HM178 HM180 E59 Sterna hirundo?]
aka`we Etym.: Wp aka`e . znw. cayennegaai. Cyanocorax cayanus (Corvidae). Ref.: akawe [Aanmerking: HM500 A: grote koevogel (HM542)]
akenei znw. blauwe kleur; groene kleur. Ref.: akenei
akeneiro ww-ov. blauw maken, groen maken.
(w)otakeneiro ww-med. zich blauw maken, zich groen maken. Ref.: akenei
akeneita ww-onov. blauw worden, groen worden. Ref.: akenei
a`kepu znw. schuim, bovendrijvend vuil.
a`kepu`pa bnw. zonder schuim, zonder bovendrijvend spul.
a`kepuro ww-ov. schuim bezorgen, smerig nat maken.
(w)ota`kepuro ww-med. zich schuim bezorgen, zich smerig nat maken.
a`keputa ww-onov. schuim krijgen.
akepy Etym.: T ekepy, Wj vkep, Ap okepy, ekepyry, Ww okopu, Kp ekepu, Pm eke` . b:: ekepyry. znw. lijk. Ref.: okepu ekepy`po 'zijn lijk'.
akere`i Etym.: Wp kere`i . znw. zonneral. Eurypyga helias (Eurypygidae). Ref.: akere'i [Aanmerking: HM80 E130]
akeso znw. schiftsel, bovenkomende bestanddelen bij schifting. [Aanmerking: l vgl akosa]
akesota ww-onov. schiften, een innerlijk scheidingsproces ondergaan.
akikina znw. (soort) plant. Smilax hostmanniana (Liliaceae).
aki`ma bnw. zonder spierpijn, niet pijnlijk-stijf.
aki`ma Etym.: T akinma . ww-ov. plagen.
(w)otaki`ma ww-med. zich plagen. Ref.: akima
aki`n znw. kribbigheid.
akin znw. spierpijn, pijnlijke stijfheid.
aki`na ww-onov. kribbig worden, zich ergeren.
aki`nanopy ww-ov. kribbig maken.
(w)otakinanopy ww-med. zich kribbig maken. Ref.: akinda
aki`no ww-ov. kribbig maken, ergeren.
(w)otaki`no ww-med. zich kribbig maken, zich ergeren.
akinta Etym.: T akinta, Wj akinta . ww-onov. spierpijn krijgen, door bewegingloosheid stijf worden. Ref.: akinda
akintanopy ww-ov. (door bewegingloosheid) spierpijn bezorgen.
(w)otakintanopy ww-med. zich (door bewegingloosheid) spierpijn bezorgen.
akinu Etym.: T akunu, Ap akinu . znw. luiheid. Ref.: akinu
akinu`ma Etym.: T akunu`ra . bnw. niet lui. Ref.: akinu
akinupe bnw. lui. Ref.: akinu
akinuro ww-ov. lui maken.
(w)otakinuro ww-med. zich lui maken. Ref.: akinu
akinuta ww-onov. lui worden. Ref.: akinu
aki`ny`ma bnw. niet kribbig.
akira Etym.: Sr akira . znw. (soort) struik, (soort) boom. Laguncularia racemosa (Combretaceae).
akira`e znw. (soort) plant. [Aanmerking: Crenea maritima (Lythraceae)?]
ako Etym.: Kp a`, M aku, A hako . znw. vijzel. Ref.: ako ako tano 'stamper'.
ako`in Zie: akosin.
akoju Zie: okoju.
a`koka Etym.: T akoroka, Ap akoroka, Kp akoroka . ww-ov. (met hark of bezem) schoonvegen.
(w)ota`koka ww-med. (met hark of bezem) vegen. Ref.: akoka
akono Etym.: T ako, Wj akon, Ap akono, Ww akno, Kp jako, Pm akono . b:: akono. znw. die bij een ander hoort, tweede van een paar, metgezel, vriend. Ref.: yakono iwopyry akono me ... 'met dat hij komt ...'; mo`ko akono tamyiry 'zijn tweede dochter'.
akono`ma Etym.: Ww aknomra . bnw. zonder metgezel, zonder vriend, zonder vriendin.
akononto Etym.: T akonma . ww-ov. een tweede toevoegen aan, tot een tweetal maken.
(w)otakononto ww-med. zich tot een tweetal maken.
akontere Etym.: Sr kondre, E country . znw. landstreek, (nationaal) land.
akopere znw. (soort) vogel. [Aanmerking: lb V: akooperü, Lienke's oma noemt okope okopere, P&P: okope Gampsonyx swainsonii]
a`kopo ww-ov. kauwen op.
(w)ota`kopo ww-med. op zichzelf kauwen. Ref.: akopo
akoreka ww-ov. leeg maken, opmaken.
(w)otakoreka ww-med. zich leeg maken, opraken.
akore`pe Etym.: T akvre . bnw. langdurig (ergens) blijvend. Ref.: akorepe
akoroi znw. verkleurdheid, versletenheid, verouderdheid. [Aanmerking: vgl ankoroi?!]
akoroi`pa bnw. niet verkleurd, niet versleten, niet verouderd.
akoroiro ww-ov. laten verkleuren, laten slijten, laten verouderen.
(w)otakoroiro ww-med. zich laten verkleuren, zich laten slijten, zich verouderen.
akoroita ww-onov. verkleuren, versleten raken, verouderen.
a`koro`ka Etym.: Wj apkvrv . ww-ov. verzwikken, verstuiken.
(w)ota`koro`ka ww-med. zich verzwikken. Ref.: akoroka
akoroka Zie: a`koka.
akoronaka ww-ov. leegruimen, rommel weghalen van.
(w)otakoronaka ww-med. leegruimen. Ref.: akoronaka [Aanmerking: bv bladeren onder een boom]
akoro`po Zie: koro`po.
akorototo Etym.: M poroto`to, P murukututu . znw. briluil. Pulsatrix perspicillata (Strigidae). [Aanmerking: HM228 HM238 E183 'uil zonder oortjes'? nacurutu is de naam van subspecies van Bubo virginianus 'oehoe']
a`kosa Etym.: A okotha . znw. (bovendrijvend) schuim. Ref.: akosa
a`kosa`pa bnw. zonder schuim. Ref.: akosa
a`kosata ww-onov. schuim krijgen, schuimen. Ref.: akosa
akosi`ma bnw. zonder restje.
akosimpo`ma bnw. zonder restje.
akosin Etym.: Wj akoji, Ap akoin . znw. rest, restje.
a`koto Etym.: T a`kvtv, Kp a`koto, Pm wakvty . ww-ov. barricaderen, afsluiten, tegenhouden, belemmeren, ophouden.
(w)ota`koto ww-med. gebarricadeerd worden, vast zitten.
akoto Etym.: T akvtv, Wj akvty, Ap akoty, Kp a`tv, Pm akvty, M a`ty . ww-ov. omhakken, met hakken omverhalen.
(w)otakoto ww-med. zich omhakken. Ref.: akoto
a`kototy znw. versperring, barrière.
akoweja znw. (holle) gang.
akowejaka ww-ov. een gang maken in.
akoweja`pa bnw. zonder gang.
akowejata ww-onov. een gang krijgen.
a`ku ww-ov. gebruiken.
(w)ota`ku ww-med. in gebruik zijn, voorkomen, het doen. Ref.: aku
akuka ww-ov. tot moes maken.
(w)otakuka ww-med. zich tot moes maken. Ref.: aku
akukuwa Etym.: Kp wako`wa, Pm wakukwa, M waku`ka, A wakokoa . znw. gewone woudduif. Columba cayennensis (Columbidae). Ref.: akokowa [Aanmerking: HM190]
akuma znw. (soort) plant. Couma guianensis (Apocynaceae). Ref.: akuma
aku`mi znw. weekheid. Ref.: akumi
aku`mika ww-ov. week maken.
(w)otaku`mika ww-med. zich week maken, week worden.
aku`mi`pa bnw. niet week. Ref.: aku
aku`mita ww-onov. week worden. Ref.: aku
aku`mo ww-ov. dikvloeibaar maken, papperig maken, tot een brij maken. Ref.: akumo
akumpai b:: ekumpaity. znw. band, riem. Ref.: ekubaitï
akumpi znw. breedte. Ref.: akombi
akumpi`pa bnw. niet breed, smal. Ref.: akombi
akumpiro ww-ov. breed maken.
(w)otakumpiro ww-med. zich breed maken.
akumpita ww-onov. breed worden.
aku`my znw. dikvloeibaarheid, papperigheid, brij-achtigheid. Ref.: woku
aku`my`ma bnw. zonder dikvloeibaarheid, niet brij-achtig, dun, vloeibaar. Ref.: aku
aku`mynto ww-ov. dicht opeen maken, aaneensluiten.
(w)otaku`mynto ww-med. zich dicht opeen maken, zich aaneensluiten. [Aanmerking: latjes, maar ook pap?]
akun Zie: kun.
akunepy Etym.: Wj ahnep, Pm anepu . znw. aardnoot, pinda. Arachis hypogaea (Papilionaceae). kararawa akunepyry '(soort) plant [Terminalia dichoroma (Combretaceae)]'.
aku`no Zie: aku`ro.
akunsiky b:: ekunsikyry. znw. vernauwing, versmalling, taille. Ref.: kërë
akunty b:: ekunty. znw. heupsnoer, tromhoepel. Ref.: ekundï akuntynano 'heupsnoer (in het algemeen)'.
akupa Etym.: Pm akupa, Sr kubi . znw. ombervis. Sciaenidae. Ref.: akupa typosaka`miren akupa '(soort) vis [Nebris microps (Sciaenidae)]', tapiren akupa '(soort) vis [Cynoscion acoupa (Sciaenidae)]'.
akurarawai znw. blauwachtige doorzichtigheid.
akurarawai`pa bnw. niet blauwachtig-doorzichtig.
akurewe Etym.: T eerewety . b:: ekurewety. znw. vettig huidslijm. bv bij vissen, bij een ziek kippe-oog.
akuri Etym.: T akuri, Wj akuri, Ap akuri, Kp aku, Pm akuri, M akuri, Wp akusi, Sr aguti . znw. goudhaas, Surinaams konijn. Dasyprocta agouti (Dasyproctidae). Ref.: akuri
Akurijo Etym.: T Akurijo . znw. Akurijo-indiaan. vgl akuri 'goudhaas'.
akurimopi Etym.: Wp akusimoi . znw. indigoslang. Drymarchon corais (Colubridae). Ref.: akuri mopi
akuro ww-ov. zacht maken, laten smelten.
(w)otakuro ww-med. zich zacht maken, smelten.
akuru Etym.: Pm akuru . b:: jakururu. znw. modder, klei. Ref.: akuru
akusa Etym.: T akusa, Wj akusa, Pm akusa, M akusa, Wp kakusa, Sp aguja . b:: jakusary. znw. naald. Ref.: akusa
akusiwai Etym.: Wj kurimao, Wp akusiwai . znw. kleine staartagouti, konijntje. Myoprocta acouchy (Dasyproctidae). Ref.: akusiwei
akuta Etym.: T akuuta . ww-onov. zacht worden, smelten. Ref.: aku [Aanmerking: bv teer, brood]
aku`to ww-ov. van modder voorzien, van klei voorzien. Ref.: nuno
akutu`ma bnw. niet troebel. Ref.: akutu
akutuma ww-ov. troebel maken, ondoorzichtig maken.
(w)otakutuma ww-med. zich troebel maken, zich ondoorzichtig maken. Ref.: akutu
akutun znw. troebeligheid. Ref.: akutu
akutuno ww-ov. troebeligheid toevoegen aan.
(w)otakutuno ww-med. zich troebelig maken.
akuwama znw. (soort) kikker. Ref.: poloru
akuwama`i znw. plevier. Charadriidae. Ref.: akuwamai [Aanmerking: HM166 E139]
aku`wi znw. (soort) vis. Ref.: aku'i [Aanmerking: Sr agu-noso]
aky Etym.: Ap aky, Kp aky . znw. vuil, onreinheid, boze geest, ramp, plaag, verwildering. Ref.: akï mauru akyry '(soort) hagedis [Anolis chrysolepis (Iguanidae)], (soort) kevertje', akywano 'ramp, plaag (in het algemeen)'.
aky`ka ww-ov. (tegen zich) aandrukken, beknellen, knijpen.
(w)otaky`ka ww-med. zich beknellen. Ref.: akï
akyka ww-ov. van een boze geest verlossen.
(w)otakyka ww-med. zich van een boze geest verlossen.
aky`kapoty ww-ov. masseren, kneden.
(w)otaky`kapoty ww-med. zich masseren, zich kneden. Ref.: akïkapotï
akykywa znw. (soort) liaan. Smilax-soorten (Smilacaceae). Ref.: akïkïwa
aky`mamy ww-onov. langzamerhand rommelig worden.
aky`manka ww-ov. langzamerhand rommelig maken.
(w)otaky`manka ww-med. zich langzamerhand rommelig maken.
aky`me bnw. benauwd, onopgeruimd, rommelig, niet pluis. Ref.: akï
aky`no`ka ww-ov. ineendrukken, samenpersen.
(w)otaky`no`ka ww-med. zich ineendrukken, zich samenpersen. Ref.: akïnoka
aky`pa bnw. zonder boze geest.
akypy Etym.: T akyky . ww-onov. ineengedrukt worden, zich verdikken. Ref.: akïpu akypy`po 'room'.
akyta ww-onov. in gevaar zijn, geplaagd worden, geestelijk onrein zijn.
aky`to ww-ov. een boze geest bezorgen, met boze geesten verpesten, rommelig maken.
(w)otaky`to ww-med. zich een boze geest bezorgen, zich rommelig maken.
aky`ty b:: aky`ty. znw. ineengedrukt of samengeperst geheel, knot. unsenano aky`ty 'haarknot'.
Amakaina znw. Amakaina. verlaten dorp bij de monding van de Marowijne.
amamai znw. papyrus-plant. Cyperus papyrus (Cyperaceae).
amamin Etym.: T emamin . b:: emamin. znw. werk. Ref.: emami
a`mamy Etym.: Kp a`mamy . ww-onov. zwellen. Ref.: amamu bv bij een wond of een infectie.
Amana znw. Amana. geest die meisjes meeneemt onder water.
Amana znw. Mana-rivier.
amana Etym.: T amana, Sr amana . znw. (soort) palm. Bactris gasipaes (Palmae). Ref.: amana
Amanakuwa znw. Amanakuwa-rivier. [Aanmerking: b]
Amana Wa`je znw. Elizabethskreek. Ref.: Amanawa'u Amana Wa`je 'boomvruchtpitten van Amana'.
a`manka ww-ov. laten zwellen.
(w)ota`manka ww-med. zich laten zwellen.
amanoporan znw. (soort) plant. Sapium monatanum (Euphorbiaceae).
amantopo b:: emantopo. znw. woonplaats.
amapa Etym.: Wp amapa, Sr (a)mapa . znw. (soort) boom. Parahancornia amapa (Apocynaceae). Ref.: amapa
amapeja`u znw. leljacana, jassana. Jacana jacana (Jacanidae). [Aanmerking: HM80]
amapotopo b:: emapotopo. znw. vergiet.
amara`u znw. (soort) palm. Bactris maraja (Palmae), Bactris major (Palmae). Ref.: amara'ü
amarijo Etym.: Sp amarillo . znw. gele kleur.
a`me ww-ov. afvegen, schoonvegen.
(w)ota`me ww-med. zich afvegen, zich schoonvegen.
ame Etym.: T ame, Wj ame, Ap eme, Pm ameka . ww-ov. likken, proeven, eten. gezegd bij dikkere vloeistoffen zoals soep of ijs.
(w)otame ww-med. zich likken, zich eten. Ref.: ame
ameku`ma bnw. zonder pols.
amekun Etym.: T vmekun/emekun, Wj emekun, Ap omeku, Kp emekun, Pm emekun, M emekon . b:: amekun. znw. pols. Ref.: amekun
amekunty Etym.: Ap emekunty . b:: amekunty. znw. armband. Ref.: amekun amekuntynano 'brede armband'.
amekunty`to ww-ov. een armband omdoen.
(w)otamekunty`to ww-med. een armband omdoen.
amema ww-ov. opzij dringen, wegduwen.
(w)osamema ww-med. aan de kant gaan. Ref.: amema [Aanmerking: vgl emima]
amemy Etym.: T amemy, Ap amemy . ww-ov. oprollen, ineendraaien, dichtknopen. ook: 'met de rammelaar zwaaien om, als medicijnman behandelen'.
(w)otamemy ww-med. zich oprollen, dichtgeknoopt raken, gehandicapt worden. Ref.: amemu
a`menka Etym.: T amenka . ww-ov. overhoop halen, onderzoeken. awokuru sa`menkaje 'ik roer je drank'.
(w)ota`menka ww-med. zich overhoop halen, zich onderzoeken. Ref.: amemu
amepato znw. leraar.
amepo Etym.: Ap emepo . b:: emepory. znw. goed gedrag, fatsoen, succes. amepo po nyton 'hij heeft een succesvolle tocht gemaakt', yjemepory po terapa wa 'ik weet al hoe ik succes moet boeken'.
amepy Etym.: Wj emepy, Kp emu` . b:: emepy. znw. voorhoofd, steile oever. Ref.: emepü
amesaika ww-ov. van een helling laten afrollen, een lawine veroorzaken in.
(w)otamesaika ww-med. van een helling afrollen, als een lawine naar beneden komen. [Aanmerking: of: emesaika? kynomesaikano?]
amesakama ww-ov. scheef houden, gekanteld houden.
(w)otamesakama ww-med. zich scheef houden, zich gekanteld houden.
amesama Zie: amesakama.
ame`suruku b:: eme`surukuru. znw. wenkbrauw. Ref.: emesurukuru
ameta znw. buitenbocht, inham. ametary ta 'in de inham'.
ame`tai Etym.: Wj ametai . b:: eme`tairy. znw. helling, steilte, steile rand, afgrond. Ref.: ametai/emetai [Aanmerking: vgl emetaka en A: emetary 'gebeente boven het oog']
ame`tarai b:: eme`tarairy. znw. steilte, afgrond.
Ametary znw. Kalebaskreek. Ref.: Ametarï plaats bij een buitenbocht in de Coppename-rivier.
amika Etym.: T amika . ww-ov. graven in, delven in, opgraven, tevoorschijn graven. nono samikaje 'ik graaf in de grond', wewe mity samikaje 'ik graaf een boomwortel op'.
(w)otamika ww-med. in zichzelf graven, zich opgraven. Ref.: amika
ami`po znw. uitgedroogd restant, drap. Ref.: amipo kasiri ami`po 'drap van de kassavedrank'.
ami`poka ww-ov. tot een uitgedroogd restant maken.
ami`pota ww-onov. een uitgedroogd restant worden.
amiriri`ko ww-ov. laten verschrompelen, rimpelen, krullen, laten golven.
(w)otamiriri`ko, (w)o`miriri`ko ww-med. verschrompelen, zich rimpelen, zich krullen, golven.
amiririky znw. verschrompeling, rimpeling, krul, golf. Ref.: miri
amiririky`pa bnw. niet verschrompeld, niet rimpelig, niet krullerig ; niet golvend.
amiriri`ta ww-onov. verschrompelen, rimpelig worden, zich krullen ; golven krijgen.
amiromo`ka ww-ov. lastig vallen, irriteren.
(w)otamiromo`ka ww-med. lastig gevallen worden, zich irriteren, zich bezorgd maken.
amiromopy ww-onov. geïrriteerd raken, zich ergeren.
amisuru`pa bnw. niet krioelend.
amity ww-ov. fijnmalen, platpersen. vruchten tot sap, maïs tot meel, persoon tot moes (bij auto-ongeluk).
(w)otamity ww-med. zich fijnmalen, zich platpersen.
a`mo ww-ov. beginnen.
(w)ota`mo ww-med. beginnen. Ref.: amo
a`mo znw. pulverigheid.
amo` Etym.: Wj amosety, Ap amity . b:: amo`ty. znw. snoer. Ref.: amotï
amo Etym.: T amo, Wj amo . ww-ov. beklagen, huilen over, (be)rouw hebben over.
(w)otamo ww-med. klagen, huilen. Ref.: amo
a`moi ww-ov. omlaag schudden, omlaag laten zakken. matapi sa`moija 'ik schud de inhoud van de matapi omlaag', yjerepary sa`moija 'ik laat mijn eten naar de maag zakken'.
(w)ota`moi ww-med. zich omlaag schudden. bv bij sex.
amoika Etym.: Wj moi . ww-ov. geloven, betrouwbaar achten.
(w)otamoika ww-med. in zichzelf geloven, opschepperig doen. Ref.: amuika
amo`iky Etym.: T amiky/amiku, Wj amiku, Ww ameky, Kp amuky, Pm amiky . ww-ov. oprapen, oppakken. van veel kleine dingetjes bij elkaar, bv rijst, bladeren.
(w)otamo`iky ww-med. zich oprapen. Ref.: amuikï
a`moity b:: a`moity. znw. wegspoelmiddel. ajerepary a`moity 'drankje om het eten te laten zakken'.
amojaro Ref.: amoro Zie: amoro.
a`moka ww-ov. brokkelig maken, verpulveren.
(w)ota`moka ww-med. zich verbrokkelen, verpulverd worden.
amo`ka Etym.: Wj amosetka . ww-ov. het snoer wegnemen van.
(w)otamo`ka ww-med. zich ontsnoeren. Ref.: amotï
amo`ma Etym.: T amyina, Wj amumna . bnw. niet gierig, gul.
amo`mere`ko ww-ov. rond maken, tot een bol of bal maken.
(w)otamo`mere`ko ww-med. zich rond maken. Ref.: amomereko
amo`mereky znw. rondte.
amo`mereky`pa bnw. niet rond.
amo`mere`ta ww-onov. rond zijn. Ref.: amomereta
amompo ww-ov. naar binnen laten halen.
(w)otamompo ww-med. zich naar binnen laten halen.
amomy Etym.: T enmymy, Wj amvmy . ww-ov. naar binnen halen, uit de open lucht halen.
(w)otamomy ww-med. zich naar binnen halen, zich uit de open lucht halen. Ref.: amomu
amon Etym.: Pm amumpa . znw. gierigheid, hebberigheid, inhaligheid. amon pe 'gierig, hebberig'.
amona ww-onov. gierig worden, hebberig worden.
amonka Zie: a`mynka.
amonkano`po ww-ov. naar binnen laten gaan.
(w)otamonkano`po ww-med. zich naar binnen laten gaan.
amono`ke bnw-az. te kort schietend (voor), gebrekkig (voor), niet genoeg (voor). Ref.: amono yjainary amono`ke na 'hij (de ring) is te klein voor mijn hand'.
amonopy Etym.: T amvnvpy, Ap amonopy . ww-ov. missen, niet raken. Kari`na auran samonopyi 'ik heb een fout gemaakt bij het 'spreken van Karaïbs'.
(w)otamonopy ww-med. mislopen, tekort schieten. Ref.: amono [Aanmerking: vgl Jc 1:17]
a`mo`pa bnw. niet brokkelig, niet pulverig.
amore Etym.: T amore . znw. magie, bezweringskunst. Ref.: amore
amore`pa bnw. zonder medicijnmanservaring. Ref.: amore
amorepa Etym.: T amore`tv, Ap amorepa . ww-ov. van (medicijnmans)kunst voorzien, onderwijzen in de medicijnmanskunst ; als medicijnman behandelen, bezweren.
(w)otamorepa ww-med. in de medicijnmanskunst ingewijd worden. Ref.: amore
a`moro Etym.: Kp a`moro . znw. broosheid.
amoro Etym.: T vmv, vmvnjamo, Wj vmv, vmvramkom, Ap omoro, amarokomo, Ww amoro, amjamro, Kp amvrv, amvrvnokon, amjamro, Pm amvrv, amvrvnokon, M amyry . m:: amyjaron. vnw. jij. Ref.: amoro amorompo 'jij voor jezelf, jij alleen'.
a`moro`pa bnw. niet broos.
amororoky znw. groepering.
amororoky`pa bnw. niet gegroepeerd.
amororo`ta ww-onov. zich groeperen.
a`morota Etym.: Pm jamorota . ww-onov. broos worden.
amosaika ww-ov. vingernagels knippen bij.
(w)otamosaika ww-med. zich de vingernagels knippen. Ref.: amoseikï
amosaiky Etym.: T amoi, Wj amosai . znw. vingernagel. Ref.: amoseikï urukureja amosaikyry '(soort) liaan', V: ainamoikyry pi`po 'nagelriem'.
amosaiky`pa bnw. zonder vingernagels. Ref.: amoseikï
a`mota Etym.: Pm amota . ww-onov. brokkelig worden, poederachtig worden.
amo`to Etym.: Wj amoseptv, Ap ami`to . ww-ov. van een snoer voorzien, aan een snoer rijgen.
(w)otamo`to ww-med. zich van een snoer voorzien. Ref.: amotï
a`moto`ko ww-ov. bolvormig maken, samenballen. aina a`moto`ko`po 'vuist'.
a`motoky znw. samengebaldheid, rondheid.
amo`ty`ma bnw. zonder snoer.
ampai znw. massa, hoop.
ampaika ww-ov. tot een massa maken, verpletteren.
(w)otampaika ww-med. zich tot een massa maken.
ampai`pa bnw. niet massaal.
ampaita ww-onov. een massa worden, zich ophopen.
ampa`ko ww-ov. dik maken, papperig maken.
(w)otampa`ko ww-med. zich dik maken, zich papperig maken.
ampaky znw. dikte, papperigheid.
ampaky`pa bnw. niet dik, niet papperig.
amparari znw. (soort) boom. Ambelania acida (Apocynaceae). Ref.: ambarari
ampari`ko ww-ov. klein van gestalte maken, gedrongen maken.
ampariky znw. kleinheid van gestalte, gedrongenheid.
ampariky`pa bnw. niet klein van gestalte, niet gedrongen.
ampari`ta ww-onov. klein van gestalte worden, gedrongen worden.
ampa`ta ww-onov. dik worden, papperig worden.
ampi znw. breedte. [Aanmerking: samentrekking van akompi?]
ampi`mo ww-ov. de breedte breken van, opvouwen.
(w)otampi`mo ww-med. zich de breedte breken, zich opvouwen.
ampipi`ko ww-ov. plat maken, vlak maken.
ampopoty ww-ov. in stukken breken, (V:) dubbelvouwen, opvouwen.
(w)otampopoty ww-med. zich in stukken breken.
ampoty ww-ov. vouwen, knakken, breken. pyrata ampoty 'geld wisselen voor kleingeld', ywo`my sampo`sa 'ik vouw mijn kleren'.
(w)otampoty ww-med. stukgaan, aan stukken gaan. Ref.: ambotï atampoty`po 'spanrups, spanner' [Geometridae]. [Aanmerking: L321 L325]
ampume ww-ov. tot een knot vormen. Ref.: ambu
ampuse`ko ww-ov. bollen, holvormig-vlak maken.
(w)otampuse`ko ww-med. zich bollen, zich holvormig-vlak maken.
ampuseky znw. geboldheid, holvormig vlak. bv een zeil in de wind.
ampuseky`pa bnw. niet gebold, zonder holvormig vlak.
ampuse`ta ww-onov. gebold worden, een holvormig vlak krijgen.
amputai znw. knik, verbuiging.
amputairo ww-ov. een knik bezorgen, verbuigen.
(w)otamputairo ww-med. zich een knik bezorgen, zich verbuigen.
amputaita ww-onov. een knik krijgen, verbogen worden.
amu Zie: amy.
amu`n Etym.: Kp aimutun, Pm aimutun, M aimutun . znw. witheid, witte kleur, zilver. Ref.: amu amu`nympo 'wat een beetje wit is, zilver'.
amu`na ww-onov. wit zijn, wit worden. Ref.: amu
amu`no ww-ov. wit maken.
(w)otamu`no ww-med. zich wit maken. Ref.: amu
amu`ny`ma bnw. niet wit. Ref.: amu
amupi`po b:: emupi`po. znw. huid van het scrotum.
amuriri znw. verfrommeldheid, ineengeproptheid.
amuririta ww-onov. verfrommeld worden, ineengepropt worden.
amuriri`to ww-ov. verfrommelen, ineenproppen.
(w)otamuriri`to ww-med. verfrommeld worden, ineenkrimpen. Ref.: omiririko
amy Etym.: Ap amo, Kp amy, Pm amy . ww-ov. bouwen.
(w)otamy ww-med. bezig zijn met bouwen. Ref.: amu
amy Etym.: Wj amu . tlw. een. Ref.: amu o`win amy 'eentje', amy jako 'een andere keer', amy me 'op een andere manier, anders', amy po 'ergens anders', amympo po 'hier en daar, nu en dan', amympo me 'soms'.
amyija b:: emyijary. m:: amyijanon. znw. meisje, jonge vrouw. Ref.: amuya amyija me man 'zij is knap (van uiterlijk)'.
amyija`ko b:: emyija`kory. m:: amyija`tyi. znw. meisje. Ref.: amuyako/omuyako 8-16 jaar.
amyijame bnw. mooi (als een meisje), knap. Ref.: amuya
amyika Zie: amoika.
amyjaron Zie: amoro.
amy`ma bnw. zonder verpakking.
amyn znw. verpakking.
amyne bnw. bezitterig. Ref.: emane
a`mynka Etym.: Ap amonka . ww-ov. naar binnen doen.
(w)ota`mynka ww-med. zich naar binnen laten gaan, tot inkeer komen, zich bezinnen ; mediteren. Ref.: amonka
amy`no ww-ov. snelheid geven. [Aanmerking: cb of: zich haasten?]
amynto ww-ov. verpakken, inpakken.
(w)otamynto ww-med. zich verpakken, zich inpakken.
amyra`u znw. spijkerhout. Mouriria crassifolia (Melastomaceae). Ref.: amura'ï
a`na Etym.: Pm anna . ww-onov. bijeenkomen, zich verzamelen.
a`na Ref.: ana Zie: na`na.
ana Etym.: Wp ana . znw. (soort) boom. Omphalea diandra (Euphorbiaceae). ook sito genoemd.
ana`akyry znw. (soort) rups. [Aanmerking: L308]
ana`i Etym.: Wp nana`i . znw. (soort) ananas. Ananas ananassoides (Bromeliaceae). Ref.: ana'i
anakapyja Etym.: Kp anakja` . znw. kraagpapegaai. Deroptyus accipitrinus (Psittacidae). [Aanmerking: HM210 E171 P&P: manakapoeja]
anakara znw. (soort) boom. Inga-soort (Mimosaceae). [Aanmerking: grote waiki]
anakoko Etym.: Wp onokoe . znw. (soort) plant, (soort) vrucht. Ormosia-soorten (Papilioniaceae). Ref.: anakoko wo`i tano anakoko '(soort) boom [Ormosia paraënsis (Papilionaceae)]'; verder wordt er onderscheid gemaakt tussen typuru anakoko en tapiren anakoko. [Aanmerking: Wp Ormosia nobilis]
anaku b:: enakuru. znw. traan. Ref.: enakuru
Anami znw. Vietnamees.
anamukuri znw. witte rijst.
ananasi znw. (soort) vis.
a`nano`po ww-ov. via een ander zich laten verzamelen.
(w)ota`nano`po ww-med. zich laten verzamelen.
a`nanopy Etym.: Pm annanvpy . ww-ov. bijeenbrengen, verzamelen.
(w)ota`nanopy ww-med. bijeenkomen, zich verzamelen. Ref.: ananopu
anapa`wura znw. kwak. Nycticorax nycticorax (Ardeidae). Ref.: anaba'ura [Aanmerking: HM71 E66]
anareko znw. (soort) ananas. Bromeliaceae. Ref.: anarïko
anari Etym.: T enarin, Kp enari, Pm enari . b:: enariry. m:: anarinon. znw. angst, bangheid.
anarime bnw. beangstigend, gevaarlijk, griezelig.
ana`sa b:: ena`sary. znw. keel. Ref.: enasarï ana`sa punu 'onderkin, halskwab'.
ana`santy b:: ena`santy. znw. halsband, halsketting.
ana`sato b:: ena`satory. znw. keelgat, slokdarm.
ana`sityky b:: ena`sitykyry. znw. eindstukje, laatste onderdeeltje. siku ena`sityky`po 'laatste druppel urine'. [Aanmerking: lpb vgl aposityky en sikyi]
ana`ta Etym.: T ouna, Wj vsena, emna, Ap ouna, eunary, Ww ewna, Kp enna, Pm euna . b:: ena`tary. znw. uiteinde, eindstuk, neus, slurf. Ref.: enata mo`ko ena`tary typosi`ke man 'zijn neus is puntig', oma ena`tary `wa kytuntai 'we zijn aan het eind van de weg aangekomen'.
ana`tato b:: ena`tatory. znw. neusgat.
anau Etym.: T enauty . b:: enauty. m:: anaunan. znw. zuster. Ref.: enautï door jongens gezegd van: (a) zuster, (b) vaders broers dochter, en (c) moeders zusters dochter.
ana`wanari znw. (soort) vis.
ana`y znw. (soort) boom. Himatanthus articulata (Apocynaceae), Plumeria articulata (Apocynaceae).
aneka b:: enekary. znw. halssnoer. Ref.: eneka aneka pokono 'kettinghanger'.
ane`to znw. (soort) kassave. met grote gewrichten.
aneto Etym.: Ap oneto . znw. iemand die (te) veel ziet, nieuwsgierig iemand.
aneto`pa bnw. niet nieuwsgierig.
animare Etym.: Sp animal . znw. zoogdier.
anka ww-ov. in een warboel laten verdwijnen, wegvegen, uitwissen ; afbreken.
ankai znw. kromming, boog, ronding.
ankai`pa bnw. niet krom, niet verbogen.
ankairo ww-ov. krombuigen, rondbuigen.
ankaita ww-onov. krom worden.
ankama ww-ov. doen overhellen, op zijn zij leggen, scheef zetten.
(w)otankama ww-med. overhellen, op zijn zij gaan liggen. Ref.: anga
ankara Etym.: Sr ankra, N anker . b:: jankarary. znw. anker.
ankena Etym.: T ankana . znw. plaats achter een bocht, stuk lagere bodem. ankenary taka of ankenaka 'om de hoek of achter een helling (verdwijnend)'.
ankenaka Zie: ankena.
ankena`pa bnw. zonder (beschuttende) bocht, zonder lager gelegen terrein.
ankenata ww-onov. een (beschuttende) bocht krijgen.
Ankeresi Etym.: Pm inkresi, F anglais . znw. Engelsman.
ankoky Etym.: T ankopy . ww-ov. kapotkauwen, kapotbijten.
ankoroi znw. loodkleurigheid, loden kleur.
ankoroi`pa bnw. niet loodkleurig, niet grijs.
ankoroiro ww-ov. loodkleurig maken.
ankoroita ww-onov. loodkleurig worden.
ankororoka ww-ov. verbrijzelen.
ankorowe`ko ww-ov. van een ronde holte voorzien.
(w)otankorowe`ko ww-med. zich van een ronde holte voorzien.
ankoroweky znw. ronde holte. bv in een voetbal.
ankorowe`ta ww-onov. een ronde holte krijgen.
anku znw. holte, uitdieping, uitholling. Ref.: angu akata ankuru 'lies'.
anku`pa bnw. zonder uitdieping, niet uitgehold.
ankuro ww-ov. uithollen, uitdiepen.
(w)otankuro ww-med. zich uithollen, zich uitdiepen.
ankuta ww-onov. een uitdieping krijgen, uitgehold worden.
anky`sa Etym.: Sr angisa, E handkerchief . b:: janky`sary. znw. schouderdoek met franje.
ano Etym.: Ap ano . znw. droogheid.
a`no`ka Etym.: T anno`ka, Wj anvpka, Pm anvka . ww-ov. vullen, vol laten worden.
(w)ota`no`ka ww-med. zich vullen, zich vol maken. Ref.: anopu
anoka Etym.: T anoka, Wj anoma, Pm anoka . ww-ov. (boven een vuur) drogen, roken.
(w)otanoka ww-med. zich (boven een vuur) drogen, zich roken. Ref.: ano [Aanmerking: V anokatopo 'handdoek']
a`noky znw. volheid, gevuldheid.
anoky Etym.: Pm anoka . ww-ov. bijschaven, bijsnijden, (met een mes) bijwerken.
(w)otanoky ww-med. zich bijschaven, zich bijsnijden. Ref.: anokï
anoky Zie: noky.
a`noky`pa bnw. zonder vulling.
a`nopy Etym.: T a`nvpy, Wj anvpy, Pm anvpy . ww-onov. vol worden. Ref.: anopu
anota ww-onov. gerookt worden. Ref.: ano
ansai znw. diepe holte.
ansai`pa bnw. zonder diepe holte.
ansairo ww-ov. uithollen.
anse b:: ansety. znw. lendenen, onderrug. Ref.: ansetï
anse`pa bnw. zonder lendenen, zonder onderrug, zonder achterstuk.
ansepu`to ww-ov. aan de achterkant dichtmaken. Ref.: asepotï vgl apuru 'bedekken, dichtmaken'.
anseputy b:: anseputy. znw. bedekking aan de achterkant. Ref.: asepotï vgl apuru 'bedekken, dichtmaken'.
ansesurapan znw. horizontale zolderbalk aan de achterkant. Ref.: asasuraban
ansetapuru ww-ov. aan de achterkant dichtmaken.
(w)otansetapuru ww-med. zich aan de achterkant dichtmaken.
ansetaputy b:: ansetaputy. znw. bedekking aan de achterkant.
anse`to ww-ov. een achterstuk bezorgen.
(w)otanse`to ww-med. zich een achterstuk bezorgen.
ansewakapu znw. verticale post aan de achterkant van het huis. Ref.: asawakapuru
ansewarakapa znw. schijf aan de achterkant.
ansi`ko ww-ov. indeuken.
(w)otansi`ko ww-med. zich indeuken.
ansiky znw. deuk.
ansiky`pa bnw. zonder deuk.
ansi`ta ww-onov. een deuk krijgen.
anty`ka ww-ov. de staart weghalen van.
(w)otanty`ka ww-med. de eigen staart wegdoen.
anty`ke bnw-az. met de staart van.
antyky Etym.: Wj antyky, Ap antyky . znw. staart. Ref.: andïkërë arawata antykyry '(soort) varen [Cassipourea guianensis (Rhizophoraceae)]', kamisa antykyry 'van achteren omlaag hangende lendendoek', kujari antykyry '(soort) varen', wajamaka antykyry '(soort) liaan', woko antykyry '(soort) varen'.
antyky`ka ww-ov. de staart beknellen van, in de staart knijpen van.
(w)otantyky`ka ww-med. zich de staart beknellen, zich in de staart knijpen. Ref.: andïkërë
antyky`pa bnw. zonder staart. Ref.: andïkërë
antyky`po znw. staartstuk.
anty`mo ww-ov. laten zitten, neerzetten.
(w)otanty`mo ww-med. (gaan) zitten. Ref.: andïmo
anty`ta ww-onov. een staart hebben, een staart krijgen.
anu Ref.: anuru Zie: nu.
anuja b:: enujary. znw. ooghoek. yjenujary me roten wo`potyi 'ik heb alleen uit mijn ooghoek gekeken'.
anu`kaiky b:: enu`kaikyry. znw. traanogigheid.
anukara b:: enukarary. znw. rand van het gezichtsveld. yjenukarary me wo`po`sa 'ik concentreer mijn aandacht op de rand van mijn gezichtsveld'.
anuko`we znw. traan, oogsmeer. [Aanmerking: lvb]
anu`kyin b:: enu`kyiny. znw. waas, dofheid.
anumy Etym.: Wj anymy, Ap anymy, Ww anymy, Kp anvmy, Pm anumy, M anumy . ww-ov. opnemen, tevoorschijn halen, omhoog brengen, optillen.
(w)otanumy ww-med. zich opnemen, zich optillen. Ref.: anomu
anupai b:: enupaity. znw. ooglapje, blinddoek.
anupikiri b:: enupikiriry. znw. gevlochten mandje met kleine mazen.
anupi`po Etym.: Kp enupipy . b:: enupi`po. znw. ooglid. Ref.: epi
anupipo Etym.: Ap empi`po, Kp enusipo`, Pm enusipo` . b:: enupipoty. znw. wimper.
anu`po`pa bnw. niet goed kunnende klimmen.
anupurereky b:: enupurerekyry. znw. vocht afscheidende oogontsteking.
anusaika ww-ov. schudden.
anusapaky b:: enusapakyry. znw. oogsmeer.
anusin b:: enusiny. znw. oogwarmte, zonnewarmte.
anu`to Zie: nu`to.
anuwana Etym.: Pm anwana, A anwana . znw. koningsgier. Sarcorhamphus papa (Cathartidae). Ref.: anuwana de koningsgier wordt beschouwd als de leider van de gieren. [Aanmerking: HM88 E86]
any`ko ww-ov. ziek maken.
(w)otany`ko ww-med. zich ziek maken, ziek worden. Ref.: anïki
any`kopo ww-ov. ziek laten maken.
(w)otany`kopo ww-med. zich ziek laten maken.
anyky Etym.: Pm ene` . znw. ziekte. Ref.: anïki anyky pe man 'hij is ziek'.
anyky`pa bnw. zonder ziekte, niet ziek. Ref.: anïki
any`ma Etym.: Wj anvma . ww-ov. verzieken, bederven.
(w)otany`ma ww-med. bederven. Ref.: anima
any`pe Etym.: Pm ene`pe . bnw. (altijd) ziek, ziekelijk.
any`po`pa bnw. met lelijke ziektes.
any`ta ww-onov. ziek worden. Ref.: anïki
apa Etym.: T apa, Ap apa, Kp apa, Pm apai, M apa . ww-onov. zakken, omlaag gaan, minder worden. Ref.: apa (tuna) kynapanon 'het wordt eb', enurumpo tapa man 'zijn oog is uitgedroogd', piripiri tapa man 'het water in het moeras is gezakt'.
apakani Etym.: Wp japakani . znw. roofvogel. Accipitridae, Falconidae. Ref.: apakani [Aanmerking: HM90 98 104 116 Wp Morphnus guianensis (Accipitridae)]
apakaniran znw. (soort) boom. Ref.: apakaniran [Aanmerking: Sr mamantem-udu, Stryphnodendron flammatum (Mimosaceae)? vgl kuwataweri]
apakarata ww-onov. miezerig worden, met weinig druppels vallen. konopo kynapakaratanon 'de regen houdt bijna op'.
apanakaja znw. (soort) vogel.
apa`no`ka Etym.: Pm apainvka . ww-ov. dempen, droogleggen. sakau ke kapa`no`kaje 'ik gooi zand op je'.
(w)otapa`no`ka ww-med. zich dempen, zich droogleggen.
apara znw. doorzichtigheid, met doorzicht naar de verte. Ref.: aparari bv oerwoud zonder dichte plantengroei, regen met weinig druppels.
apara [ápara] Etym.: Sr apra, N appel . znw. appel. Malus communis (Rosaceae). Ref.: ton
Aparai Etym.: Wj Aparai, Ap Aparai . znw. Apara`i-indiaan.
apara`kari znw. kleine staartagouti, konijntje. Myoprocta acouchy (Dasyproctidae). vgl akusiwai.
apara`pa bnw. ondoorzichtig, zonder doorzicht naar de verte.
aparata ww-onov. doorzichtig worden, doorzicht naar de verte krijgen.
apari znw. (soort) plant. Turnera ulmifolia (Turneraceae).
apariju znw. (soort) boom. Avicennia-soorten (Avicenniaceae). Ref.: apari'ë
aparijuran znw. (soort) struik. Scoparia dulcis (Scrophulariaceae). Ref.: apari'iran
aparita znw. (soort) vis. Megalops atlanticus (Megalopidae). Ref.: aparika aparita pi`po 'gulden'. [Aanmerking: Sr trapoen]
aparitono znw. (soort) plant. Comolia vernicosa (Melastomaceae).
apasakara znw. nattigheid van boven.
apasakara`pa znw. zonder nat hoofd.
apasakarata ww-onov. een nat hoofd krijgen.
apasirika Zie: a`sirika.
a`pataka ww-ov. tussenruimte maken bij.
apata`pona az. (bekneld) tussen. yjemamin apata`pona 'tussen mijn werk door'.
apaton Etym.: T apoto . b:: epaton. znw. helper, assistent.
apa`wuwa Etym.: Wp kupaywa, P copaïba . znw. (soort) boom. Copaifera guianensis (Caesalpiniaceae). Ref.: apa'uwa
apei`ma bnw. zonder (tegen)stroming. Ref.: apei
apein znw. stroming, stroom. Ref.: apei
apeina ww-onov. stromen.
a`peku Zie: a`kepu.
a`pekuma ww-ov. dubbelvouwen, in elkaar haken. yjapory sa`pekumaje 'ik doe mijn armen over elkaar', moro wewe apory sa`pekumaje 'ik hang die boomtak over een andere'.
(w)ota`pekuma ww-med. zich dubbelvouwen, zich elkaar haken.
a`peku`mo Zie: a`pekuma.
a`peku`no Zie: a`kepuro.
apekyi znw. bitterhout. Quassia amara (Simaroubaceae). Ref.: pekui
a`pemy ww-ov. in het gelid brengen, aaneengroeperen, weven, breien, knopen.
(w)ota`pemy ww-med. zich in het gelid brengen, zich aaneengroeperen, zich aaneenknopen. Ref.: apemu
a`penty b:: a`penty. znw. wat in het gelid houdt, dwarsdraad (bij het weven), tromhoepel ; hoofdband. Ref.: pendï
apepai znw. naar buiten buigende rand aan een cilindervormig iets.
apepai`pa bnw. zonder naar buiten buigende rand aan een cilindervormig iets.
apepairo ww-ov. een naar buiten buigende rand maken aan.
apepaita ww-onov. een naar buiten buigende rand krijgen.
apepasaky`pa bnw. niet erg breed.
apepe znw. (soort) duif. Columbidae. [Aanmerking: HM190]
a`pereika ww-ov. wegsmijten.
(w)ota`pereika ww-med. zich wegsmijten. [Aanmerking: maar vgl àpirika]
a`pereky Zie: ma`pereky.
aperemu Etym.: Wp aperemu`y . znw. (soort) boom. Guatteria guianensis (Annonaceae). Ref.: aperemu
a`pere`ta Zie: ma`pere`ta.
apesija znw. (soort) boom. Ref.: apesiya
apeta ww-onov. een last dragen. [Aanmerking: lvb Sp: cargar una mata]
a`peto znw. begaanbaarheid, toegankelijkheid.
a`peto`pa bnw. onbegaanbaar, ontoegankelijk.
a`petoro ww-ov. begaanbaar maken, toegankelijk maken.
(w)ota`petoro ww-med. zich begaanbaar maken, zich toegankelijk maken.
apetoro znw. grootgaterigheid.
apetoro`pa bnw. zonder grote gaten.
apetororo ww-ov. buisvormig-hol maken.
(w)otapetororo ww-med. zich buisvormig-hol maken.
apetorota ww-onov. een buisvormige holte krijgen.
a`pi ww-ov. indopen.
(w)ota`pi ww-med. zich indopen. Ref.: api
api Etym.: Kp api . znw. rode kleur, rode verfstof. Ref.: api
apika Etym.: Wj akpika . ww-ov. uitbreiden, uitspreiden, openleggen.
(w)otapika ww-med. zich uitbreiden, zich uitspreiden, opengaan. Ref.: api
api`ku znw. roos, schurft.
api`pa bnw. niet rood, niet rijp. Ref.: api
apipa ww-ov. rood verven.
(w)otapipa ww-med. zich rood verven.
apipa`ko Zie: pipa`ko.
apipi`ma bnw. niet ondiep.
apipin Etym.: T apipi(me) . m:: apipinkon. znw. ondiepte. Ref.: apipi apipin me 'ondiep'.
apipinta ww-onov. ondiep zijn.
apipinto ww-ov. ondiep maken.
apipo b:: epipoty. znw. wimper.
apipoky ww-ov. het onkruid wegslaan van, kort slaan.
(w)otapipoky ww-med. zich het onkruid wegslaan. Ref.: apipokï
apipo`ma bnw. niet breed, niet wijd, nauw.
apipon znw. breedte, wijdsheid, ruimte.
apiponto ww-ov. wijder maken.
apiri znw. grove kruimel, kruimelafval. apiri`po of y`kere japiri`pory 'afval bij het kassave zeven'.
a`pirika Etym.: Kp apirika . ww-ov. kleine stukjes afnemen van.
(w)ota`pirika ww-med. stukjes verliezen, in stukjes uiteenvallen. [Aanmerking: maar vgl pirika]
apiriki`ki znw. (soort) uil. Strigidae. [Aanmerking: HM228 HM238 (of: apirikinki(n)?)]
apiripo znw. (soort) schildpad. Ref.: apiripo eetbaar.
apiro ww-ov. rood maken, beschilderen, verven, rijp maken. apirotopo wewe 'verfkwast'.
(w)atapiro ww-med. zich rood maken, zich beschilderen. Ref.: api
apita ww-onov. rood zijn, rood worden, rijpen. Ref.: api
apiwanai znw. (soort) plant. Eugenia wullschlaegeliana (Myrtaceae). [Aanmerking: of apiwanau?]
a`po znw. knisperigheid, knapperigheid, droge breekbaarheid.
apo Etym.: T apv, Wj apv, Ap apo, Ww apo, Kp apv, Pm apue . znw. arm, stek. Ref.: apo
apo Etym.: Wj apo, Ap apo, Ww ape, Kp apo, Pm apue . ww-ov. voelen, proeven. woryi sepuru apotopo '(soort) plant [Inga urnifera (Mimosaceae)]'.
(w)otapo ww-med. zich voelen. Ref.: apo
apo Etym.: Wj apo . ww-ov. (met een stamper) stampen op.
apoi Etym.: T apvi, Wj apvi, Ap apoi, Ww a`si, Kp a`si, Pm apisi, M apisi . ww-ov. pakken, nemen, kiezen, kopen. apoitopo 'handvat', ata`nano`topo jururu kynapoijan 'het uur van de vergadering breekt aan', auranano kynotapoijan 'er vindt een gesprek plaats', moro iworuparykon anapoi`pa wa 'ik kan dat geklets van ze niet verdragen', a`si`ko kapo`i 'ik heb je mooi beet gehad'.
(w)otapoi ww-med. vast komen te zitten, zich vasthouden, elkaar vasthouden ; slaags raken, trouwen. Ref.: apoi atapoiko 'houd vol!', wa`to kynotapoijan 'het vat vlam'.
apoipo ww-ov. laten pakken, hechten, vastplakken. apoipotopo 'lijm, plaksel'.
(w)otapoipo ww-med. zich laten pakken, zich hechten, zich vastplakken. Ref.: apoi
apoje Etym.: T apoje, Wj apvwe . znw. linkerkant, zwakke kant. Ref.: apotu apoje me 'linkshandig', yjainary apojery 'mijn linkerhand'.
apojento ww-ov. van een linkerkant voorzien.
(w)otapojento ww-med. zich van een linkerkant voorzien.
apoje`pa bnw. zonder linkerhand. Ref.: apowe
apojo`ma bnw. zonder boodschapper, zonder afgezant.
apojoma ww-ov. als boodschapper sturen, met een opdracht sturen, bestellen.
(w)otapojoma ww-med. zich als boodschapper sturen.
apojon znw. boodschapper, afgezant.
a`poka Etym.: Pm apueka . ww-ov. uitdrogen, breekbaar drogen, knisperig maken, knapperig maken.
(w)ota`poka ww-med. uitdrogen, knisperig worden, knapperig worden.
apoka Etym.: Pm apueka, apuika . ww-ov. de arm weghalen van.
apoku znw. lust, welbehagen, plezier.
apokuma ww-ov. ophitsen, activeren.
(w)otapokuma ww-med. zich ophitsen, zich activeren.
apokupe bnw-az. met plezier, bevallend. Ref.: yapokupe yjapokupe man 'het bevalt me, ik vind het plezierig, ik vind het grappig'.
a`po`ma bnw. zonder sprongen, niet springerig.
apoma ww-ov. de arm laten wenken van.
(w)otapoma ww-med. (met de arm) wenken, een gebaar met de arm maken.
apomomy ww-ov. de armen bijeenbinden van, boeien.
(w)otapomomy ww-med. zich de armen bijeenbinden, zich boeien.
apomotoko znw. (soort) gras. Ref.: apomotoko
apomy ww-ov. de armen binden van.
apo`n Etym.: T apvi, Ap apony, Kp apon, apono`, Pm apon, apono`, M apono . znw. onderzetsel, draagvlak, fundament, zetel, zitplaats. Ref.: aponï/ponë/aponano apo`nano 'lange bank, zetel, stoel'.
apo`ny`ma bnw. zonder zitplaats. Ref.: mure
apo`nynto ww-ov. een (zit)plaats geven, nestelen.
(w)otapo`nynto ww-med. zich een (zit)plaats geven, zich nestelen. Ref.: mure
a`po`pa bnw. niet knisperig.
apo`pa bnw. zonder arm.
apopirito`to ww-ov. in de arm knijpen.
(w)otapopirito`to ww-med. zich in de arm knijpen.
apopo az. op de arm van. Ref.: po yjapopo y`me saroja 'ik draag mijn kind op de arm'.
apopo`ma bnw. niet trefzeker, mis schietend. Ref.: apopo
apopon znw. trefzekerheid. Ref.: apopo apopon pe 'trefzeker'.
aporemy Etym.: T apvremy, Ap aporesemy . m:: aporenjan. znw. eigenaar. Ref.: aporemun [Aanmerking: A: ook: taporemunke met een geest (zie maña)]
aporemynto ww-ov. van een eigenaar voorzien, tot eigendom maken, aan een man koppelen.
(w)otaporemynto ww-med. zich van een eigenaar voorzien.
apori Etym.: T apvri, Wj apori, Ap apori, Kp apvri, Pm apueri . znw. vleugel. Ref.: apoli
aporika ww-ov. de vleugels weghalen, de vinnen weghalen.
(w)otaporika ww-med. zich de vleugels weghalen. Ref.: apoli
aporikoto ww-ov. de vleugels afsnijden.
(w)otaporikoto ww-med. zich de vleugels afsnijden. Ref.: apoli
aporime znw. vleugeltekening. tokoro aporimery '(soort)_letterhout [Piratinera-soort (Moraceae)]'.
aporimy`po znw. pijlveerbindsel.
aporisiky znw. vleugelpunt. Ref.: endatarï
aporisiky`iry znw. vleugelvinger. [Aanmerking: lb]
apori`to Etym.: Ap apori`to, Pm apueritv . ww-ov. van vleugels voorzien.
(w)otapori`to ww-med. vleugels krijgen. Ref.: apoli
aporito az. naast. Ref.: apolito aseporito of asaporito 'naast elkaar, op een rij'.
aporitonaka az. (naar de plek) naast.
aporo znw. wollen stof, pluizige stof. [Aanmerking: lvb A: 'mannelijk lid']
a`poro`ka ww-ov. tot verslikking brengen, verslikking veroorzaken bij.
(w)ota`poro`ka ww-med. zich verslikken, bij zichzelf verslikking veroorzaken.
aporomu znw. kruidje-roer-me-niet. Mimosa pudica (Mimosaceae). Ref.: aporomu
a`poromy Etym.: Kp a`pyrymy, Pm a`purumy . ww-ov. doen opspringen, omhoog gooien. Ak: ww-onov; to`koro a`poromyry 'letterhout [Piratinera guianensis (Moraceae)]'.
(w)ota`poromy ww-med. opspringen. Ref.: aporomu (w)ota`porompoty 'huppelen'.
a`poronka ww-ov. laten opspringen.
(w)ota`poronka ww-med. zich laten opspringen. [Aanmerking: v V: opspringen]
a`poropy ww-onov. zich verslikken.
Aporuwaka Etym.: Wp apuraka . znw. Apowac-rivier.
apo`sai b:: apo`saity. znw. arm-en-been-stuk, rij ledematen. Ref.: aposaipo bv een hand bananen.
apo`saika ww-ov. een hand afsnijden van. paruru sapo`saikaje 'ik neem een hand bananen weg'.
(w)otapo`saika ww-med. zich een hand afsnijden.
apo`sai`pa znw. zonder arm-en-been-stuk, zonder rij ledematen.
apose`ma bnw. zonder houvast, zonder wandelstok.
aposema ww-ov. houvast geven, met de handen laten grijpen.
(w)otaposema ww-med. zich houvast geven, vastpakkend bezig zijn.
aposen b:: aposen. znw. houvast, wandelstok. Ref.: apose moro yjaposen me man 'dat is mijn wandelstok', yjaposen me aiko 'wees gearmd aan mijn zijde'.
aposety Zie: apo`saity.
aposijeky znw. kleine vinger, kleine teen. [Aanmerking: l vgl apoweiry]
apo`siky znw. hoek, bocht. vgl apoty.
a`pota Etym.: Pm apueta . ww-onov. door uitdroging breekbaar worden, uitdrogen.
apota ww-onov. een arm krijgen.
apo`tai znw. rij poten. Ref.: apotai
apo`taika ww-ov. een rij poten weghalen van. kusa sapo`taikaje 'ik haal de poten van de krab weg'.
(w)otapo`taika ww-med. zich een rij poten weghalen.
apo`tai`pa bnw. zonder rij ledematen, zonder krabbepoten.
apoto Ref.: apoto Zie: poto.
apotome Zie: potome.
apotonto ww-ov. vergroten. [Aanmerking: nO]
apoto`to ww-ov. vergroten.
apo`tu`ma bnw. zonder rechterkant, zonder rechterhand, zonder kracht. Ref.: apotu
apo`tun Etym.: T apvtun, Wj apvtun, Ap apotun, Wj apvtun . znw. rechterkant, sterke kant. Ref.: apotu apo`tun pe 'met de rechterhand, krachtig', yjainary apo`tun 'mijn rechterhand'.
apo`tuna ww-onov. krachtiger worden.
apo`tunka ww-ov. meer kracht geven, krachtiger maken, opvoeren. ajeka`numyry apo`tunkako 'ren sneller!'.
(w)otapo`tunka ww-med. zich kracht geven.
apo`tunto ww-ov. van een rechterkant voorzien.
(w)otapo`tunto ww-med. zich van een rechterkant voorzien.
apoty znw. hoek, bocht. Ref.: apotï apotyry po 'op de hoek'.
apoty Etym.: Wj apvty . ww-ov. stuktrekken.
(w)otapoty ww-med. (door getrek) stuk gaan. Ref.: apotï
apoty`pa bnw. zonder hoek, zonder bocht.
Apotyrympo znw. Tapuhuku. plaats aan een binnenbocht van de Marowijne.
apowawaimo znw. inktvis. Octopodidae.
apowota Zie: awo`pokota.
apu znw. bodem. Ref.: apuru van een boot, van water.
apu tsw. houd op! Ref.: ape
apuku Etym.: T e`ku . b:: epukuru. znw. boomsap, hars, gom, rubbersap. Ref.: epu
apukuita Etym.: T pukuita, Wj akupuita, Ap apukuita, Wp pukwita . b:: japukuitary. znw. parelhout, peddel, roeispaan. Aspidosperma-soorten (Apocynaceae). Ref.: apukuita tamu`nen apukuita 'wit parelhout [Aspidospermum marcgravianum (Apocynaceae)]', kapukuru japukuitary '(soort) boom [Swartzia remigifer (Papilionaceae)]', typuru apukuita '(soort) boom [Aspidosperma oblongum (Apocynaceae), Swartzia schomburgkii (Papilionaceae)]', wokyry apukuita '(soort) boom [Siparuna decipiens (Monimiaceae)]'.
apukuri znw. (soort) boom. ook ipuwa`pyn takini genoemd.
apukuriran znw. (soort) boom.
apuro Etym.: Wj apurv, Kp apurv, Pm apurv, M apury . ww-ov. prijzen, complimenteren.
(w)otapuro ww-med. zichzelf prijzen, opscheppen.
apuropo ww-ov. laten opscheppen, grootspraak laten uiten.
(w)otapuropo ww-med. zich laten opscheppen.
apuru Etym.: T apuru, Wj apuru, Ww ahru, Ap apuru, Pm apuru . ww-ov. (af)sluiten, dicht maken.
(w)otapuru ww-med. afsluiten.
apurukuni Etym.: T purukuni, Wj apurukun, Ap apurukuni, Sr prokoni . znw. (soort) boom, donkere verfstof. Inga alba (Mimosaceae), Inga capitata (Mimosaceae). Ref.: apurukuni
apuru`ma`ka Etym.: T apumaka, Ap apuru`maka . ww-ov. openmaken.
(w)otapuru`ma`ka ww-med. zich open maken, opengaan.
apuru`po znw. dicht huis, huis met wanden. Ref.: apurupo
apusuru znw. (soort) plant. Sterculia pruriëns (Sterculiaceae), Sterculia excelsa (Sterculiaceae). Ref.: apusuru [Aanmerking: Sr okro-udu]
apu`to ww-ov. van bedekking voorzien, dichtmaken, afschermen.
(w)otapu`to ww-med. verstopt raken, zich afsluiten. Ref.: aputo
aputy b:: aputy. znw. bedeksel, dichtsel. Ref.: apu
apy Etym.: Wj apy, Kp apoi . b:: apy. znw. hoogste deel van de rug, middenrug. Ref.: apï apy tano 'sperma'.
apyi Zie: apoi.
apyimamy ww-onov. talrijk worden.
apyimanka ww-ov. talrijk maken, vermenigvuldigen.
(w)otapyimanka ww-med. zich talrijk maken, zich vermenigvuldigen.
apyime Ref.: apuime Zie: pyime.
apyimy b:: apyimy. znw. veelheid, talrijkheid. woto apyimy taka semaje sipi 'ik werp een net in de school vissen'.
apy`jame bnw. plotseling, onverwachts.
apyjuju znw. stinkklier. ziet eruit als een puist (juju) op de rug (apy), bijvoorbeeld bij een witlip-pekari.
apymyty b:: epymyty. znw. pijlstokbindsel.
apynewa znw. tovermiddel om liefde op te wekken.
apyrere`u znw. maguari-ooievaar. Euxenura maguari (Ciconiidae). Ref.: aburere'u [Aanmerking: HM76]
apyry Etym.: Ap epyry, Kp ipyry, Pm epyry . b:: epyryry. znw. bloesem, bloem. Ref.: epuli epyryrympo 'zaad', parana epyryry 'schijfkwal [Scyphomedusae]'.
apyry`mo ww-ov. naar binnen laten spatten.
(w)otapyry`mo ww-med. zich naar binnen laten spatten.
apyry`po b:: epyry`po. znw. zaad.
apyrypy ww-onov. naar binnen spatten.
apyrysina Etym.: T vpvrisina, Wj peresinan, Sr apresina . znw. sinaasappel. Citrus sinensis (Rutaceae).
ara`ari Ref.: ara'arï Zie: arasari.
araina Etym.: Sr aranya, N oranje . znw. (soort) sinaasappel. Citrus aurantium (Rutaceae).
araita znw. (soort) plant. Unonopsis rufescens (Annonaceae), Eugenia coffeifolia (Myrtaceae). [Aanmerking: of: asaita]
Araitoko znw. Araitoko. bepaalde geest, ziet er kort en gedrongen uit, misvormt mensen.
araja znw. (soort) krab. Ref.: araya
arajumaka znw. (soort) sterrebeeld.
arakaitu znw. (soort) krab, (soort) spin, (soort) liaan. Ref.: alakaidu/alakairu/arakaiyu
arakaituran znw. (soort) plant. Connarus coriaceus (Connaraceae).
arakaka Etym.: T warakakaimv, Kp arakaka, Pm arakaka, Sr arakaka . b:: jarakakary. znw. moerasschildpad, modderschildpad, katrol. Rhinoclemmys punctularia (Emydidae), Kinisternon scorpioides (Emydidae). Ref.: alakaka [Aanmerking: Trionyx ferox?]
arakaposa Etym.: T arakapusa, Wj arakapusa, Ap arakaposa, Kp arakapusa, Pm arakapusa, M arakupsa, Wp arakausa, A arakabosa, Sp arcabuz . znw. geweer. Ref.: arakapusa
arakure Etym.: Wp warakuri . znw. (soort) palm. Desmoncus horridus (Palmae), Attalea-soort (Palmae). Ref.: alakule
arakuseri Etym.: T arakoere, Wp warakuseri, A alakuseri, Sr laksiri . znw. (soort) boom, boomhars. Protium aracouchini (Burseraceae), Caraipa-soorten (Clusiaceae). Ref.: alakuseri
arakuseri znw. (soort) vis. Ref.: alakuseri
Arakuwari znw. Araguari-rivier.
aramaja znw. bot. Soleidae. Ref.: aramaya
aramari Etym.: T aramari, Wj waramari, Pm aramari, Wp aramari . znw. wurgslang. Ref.: aramarï [Aanmerking: T Wj Akurijo: boa constrictor? Pm: half slang, half mens]
aramiru znw. (soort) boom. Eugenia cryptadena (Myrtaceae). Ref.: alamiru
aramiruran znw. (soort) boom. Macrosamanea discolor (Mimosaceae). Ref.: alamiru
aramu Etym.: Sr alamu . znw. (soort) plant. Citrus decumana (Rutaceae).
aramuku Etym.: T eramuku, Wj eramuk . b:: eramukuru. znw. zweet, klamheid. Ref.: eramu aramuku pe 'zweterig'.
arana Zie: arauna.
arapaiko Etym.: A arapaiko . znw. moerasbuizerd, zwarthalsbuizerd, visbuizerd. Busarellus nigricollis (Accipitridae). Ref.: arapaito [Aanmerking: HM98 E98 (of: Buteogallus aequinoctialis HM104? zo P&P)]
arapakuwa b:: jarapakuwary. znw. vlonder.
arapapa Etym.: Wp arapapa, Sr arapapa . znw. schuitbekreiger, bootsnavel. Cochlearius cochlearius (Cochleariidae). Ref.: arapapa [Aanmerking: HM72 E66]
arapari Etym.: Wp arapari . znw. (soort) plant. Macrolobium acaciaefolium (Caesalpiniaceae), Cassia quinquangulata (Caesalpiniaceae). Ref.: alaparï
arapo Etym.: Wp sarapo . znw. (soort) mesvis. Gymnotus carapo (Gymnotidae). Ref.: arapo
Arapu znw. Arabier.
ararupira Etym.: Sr alampya . znw. (soort) karperzalm. Chalceus macrolepidotus (Charicidae). Ref.: alarupira
arasai Etym.: Wp arapasu . znw. muisspecht. Dendrocolaptidae. Ref.: arase [Aanmerking: HM318 HM330 A: bruine borst en nek, geel op de vleugels, P&P: soort specht, Stenny: soort kleine krab; vgl kuwiritai?]
arasari Etym.: Pm arajari, P araçari, N arassari . znw. groene toekan, zwartkeelarassari. Pteroglossus aracari (Rhamphastidae). [Aanmerking: HM292]
arasasa znw. spookkrab. Ocypode quadrata (Ocypodidae).
ara`sawa znw. (soort) zoetwaterpantsermeerval. Callichthyidae. Ref.: karasawa heeft stekels aan de zijkant; erg lekker.
arasikun Etym.: Wp arasiku, P araticum . znw. (soort) plant, (soort) vrucht, boszuurzak. Annona glabra (Annonaceae). Ref.: arasigun ook paka turu`po genoemd. [Aanmerking: Wp Disciphania unilateralis (Menispermaceae)]
arasipana znw. houten slagzwaard in vorm lijkend op een peddel. Ref.: arasipana
arasu znw. (soort) gif. Ref.: arasu
arasuka Etym.: A arasoka, Wp arasuka . m:: arasukanon. znw. dik, zacht kassavebrood.
arata Etym.: Sr alata, N rat . znw. rat. Rattus-soorten (Muridae). Ref.: alata
aratakuwa znw. (soort) plant. Byrsonima coccolobifolia (Malpighiaceae).
aratapari znw. (soort) plant. Cassia alata (Caesalpiniaceae). Ref.: alatapari
aratapuku znw. paradijs.
arato Etym.: F radeau . znw. vlot.
aratumaka znw. (soort) vis.
araturuka znw. tafelboom. Cordia-soorten (Boraginaceae). Ref.: araturuka
arauna znw. (soort) boom.
araurama znw. (soort) plant. Sclerolobium-soorten (Papilionaceae). tamu`nen araurama '(soort) boom [Sclerolobium albiflorum (Papilionaceae)]', typuru araurama '(soort) boom [Sclerolobium melinonii (Papilionaceae)]'.
arawai znw. schouderkist. om spullen op de schouder mee te dragen; vgl kurukuru.
arawajapo znw. (soort) visje. Ref.: arawauapo 3-4 cm, zwart.
arawana znw. (soort) vis. Osteoglossum bicirrhosum (Osteoglossidae).
Arawari znw. Arawari-rivier. grensrivier van het dodenrijk.
arawata Etym.: T arawata, Wj arawata, Ap arauta, Kp arawta, Pm arauta, M arauta . znw. brulaap. Alouatta seniculus (Cebidae). Ref.: arawata
arawataimo znw. (soort) rode rups. Ref.: arawataimo
arawe Etym.: T arawe, Wj erewe, Ap arawe, Pm arawe, Wp arawe . znw. kakkerlak. Blattodea. Ref.: arawe [Aanmerking: L171 L173 L174]
arawiroko znw. (soort) kleine leguaan.
arawoi Etym.: Kp arai, Wp araramoi . znw. slanke boomboa. Corallus enydris (Boidae). Ref.: arawoi
arawon b:: erawony. znw. snelheid.
arawone znw. groenhart. Tabebuia serratifolia (Bignoniaceae). Ref.: arawone
ara`wuri znw. bosspin. Araneina. Ref.: ara'uri
ara`wuwa znw. koningspalm. Roystonia regia (Palmae). Ref.: ara'uwa
arekan znw. snelheid.
are`koto ww-ov. takken met jonge blaadjes wegsnijden van.
areku b:: erekuru. znw. woede, boosheid, oorlog.
Arekuna Etym.: Pm Arekuna . znw. Arekuna-indiaan.
arekusi Etym.: Pm ereku . b:: erekusiry. znw. gal. Ref.: ere
areky Etym.: Wj vreky, Ww ereky, Pm ere` . b:: erekyry. znw. wond, zweer. Ref.: erekë areky pe mana 'je hebt zweren'.
aremena`u znw. (soort) reiger. Egretta caerulea (Ardeidae). Ref.: aremena'u [Aanmerking: HM65 (ook: HM63?)]
aremi Etym.: T eremi, Wj vremi, Ap oremi, Ww erem, Kp eren, Pm eremu . b:: eremiry. znw. (medicijnmans)lied, week.
aremu znw. tong, plantdeel dat voor het vlechten gebruikt wordt. Ref.: aremu tukumau aremuru '(soort) slang (met gele buik en zwarte rug)'.
aremu`pa bnw. zonder vlechthalm. Ref.: aremu
aremuta ww-onov. een vlechthalm hebben. Ref.: aremu
arepa Etym.: T arepa, vrepa, erepa . b:: erepary. znw. brood van bittere kassave. Ref.: arepa akuri erepary '(soort) boom [Gustavia augusta (Lecythidaceae)]', kajakaja erepary '(soort) plant [Cordia macrostachya (Boraginaceae)]', kasapa erepary '(soort) boom [Laetia procera (Flacourtiaceae)]', kaware erepary '(soort)_plant [Cymbopogon citratus (Panicoidae)]', kuja`ke erepary '(soort) plant [Miconia guianensis (Melastomaceae)]', kynoro erepary '(soort) boom [Qualea dinizii (Vochysiaceae)]', opono erepary '(soort) plant [Batis maritima (Bataceae)]', oruko erepary '(soort) boom [Hebepetalum humiriifolium (Linaceae)], rere erepary (ook erejuru genoemd) '(soort) boom [Hymenolobium flavum (Papilionaceae)], tukuruwe erepary '(soort) plant', wajamaka erepary (ook napiran genoemd) '(soort) liaan [Ipomoea tiliacea (Convolvulaceae)]'.
arepa`pon b:: erepa`pony. znw. gehardheid, incasseringsvermogen, goede conditie.
arepi b:: erepiry. znw. borstplaat (van een krab). Ref.: erepipo kusa erepiry 'borstplaat van een krab', ku`we erepiry 'afsluitstukje op de ingang van een slakkehuis'.
areremai znw. (soort) boom. Hirtella paniculata (Rosaceae). Ref.: arïrïme'i met rode bloemen, bast gebruikt voor zeep en tegen brandwonden.
aresaika ww-ov. ontpieken, de punt met nieuwe bladeren weghalen van.
(w)otaresaika ww-med. zich ontpieken, de punt met nieuwe bladeren wegdoen.
aresai`ko ww-ov. van een piek voorzien.
(w)otaresai`ko ww-med. zich van piek voorzien.
aresaiky znw. piek, punt met nieuwe bladeren. bv van een boom, van haren.
aresaiky`pa bnw. zonder piek, zonder spits toelopende top.
aresaita ww-onov. een piek krijgen, een spits toelopende top krijgen.
aresi Etym.: T arysi, Wj aresi, Pm ary`si, Sr aleisi, E rice, N rijst, Sp arroz . b:: jaresiry. znw. rijst. Oryza sativa (Gramineae). Ref.: areisi
aresi`ka ww-ov. de spits toelopende punt weghalen van.
(w)otaresi`ka ww-med. de spits toelopende punt wegdoen.
aresi`ko ww-ov. van een spits toelopende punt voorzien.
(w)otaresi`ko ww-med. zich van spits toelopende punt voorzien. wotaresi`koi 'ik heb mezelf een reeks kinderen van groot naar klein gemaakt'.
aresiku b:: eresikuru. znw. (geneeskrachtige) leverdrank. Ref.: ere [Aanmerking: of: 'gal'? vgl A: ku en vgl orekusi]
aresiky znw. spits toelopende punt. Ref.: kërë
aresiky`i znw. (soort) plant. Arthrosamanea multiflora (Mimosaceae), Macrosamanea discolor (Mimosaceae).
aresiky`pa bnw. zonder spits toelopende top.
aresiran znw. (soort) gras. [Aanmerking: groeit in het moeras, het jeukt]
aresi`ta ww-onov. een spits toelopende punt krijgen.
aresi`to ww-ov. van rijst voorzien.
(w)ejaresi`to ww-med. zich van rijst voorzien.
areta`ka ww-ov. takken met jonge blaadjes weghalen van.
aretaky znw. spruit, loot, stuk tak met jonge blaadjes.
aretaky`pa bnw. zonder loten, zonder takken met jonge blaadjes.
areta`ta ww-onov. uitspruiten, loten krijgen.
aretepe znw. (soort) boom. Laetia procera (Flacourtiaceae).
arety Etym.: T rety, Ap rety, Kp rety, Pm rety, re` . znw. eindstuk, top, kruin. Ref.: retï (kapu of weju) retyry 'het westen', aretyry ponokon 'mensen van het westen', kurumu retyry '(soort) ananas'}.
aretyka ww-ov. de kruin weghalen van.
arety`pa bnw. zonder kruin.
ari znw. schelpdier, weekdier. Ref.: ari [Aanmerking: lb]
arija znw. (soort) ananas.
arijana`y znw. (soort) boom. Swartzia prouacensis (Caesalpiniaceae). Ref.: arijana'ë
arijapa znw. (soort) plant of boom, (soort) vrucht.
arije Etym.: Ap orije, erijety . b:: erijety. znw. rand. Ref.: eriye yjerijety `wa wo`po`sa 'ik kijk opzij'.
ariki Etym.: T ariki, Wp jariki . znw. witkop-aap. Pithecia pithecia (Cebidae). Ref.: ariki ook wa`nuku genoemd.
arima Etym.: Wj arima, Ww arima, Pm arima, M arima . ww-ov. aanduwen, voortstoten, met de peddel voortbewegen.
(w)otarima ww-med. elkaar aanstoten, zich voortduwen, voortroeien. Ref.: arima
arimaka znw. (soort) plant. Combretum rotundifolium (Combretaceae).
arimeta znw. fles.
arimiki Etym.: Wj eremiki, Sr lemki . znw. limoen. Citrus aurantifolia (Rutaceae). Ref.: alemiki
arimikiran znw. (soort) plant. Fagara pentandra (Rutaceae).
ari`natu Etym.: Wj arinat, Ap orinato, Kp arinatu . znw. bakplaat. Ref.: arinatu oorspronkelijk van aardewerk (ari`no), tegenwoordig van ijzer (siparari).
Arinuku Zie: Irinoku.
aripa`ka ww-ov. uitspreiden, uiteen laten vallen.
(w)otaripa`ka ww-med. zich uitspreiden, zich uiteen laten vallen.
aripapy Etym.: Wj akpapy, Ap a`papy . ww-ov. uitdelen, verdelen, distribueren.
(w)otaripapy ww-med. zich uitdelen, zich verdelen. Ref.: aripapu [Aanmerking: v aripapo is aripàpo?]
aripisana znw. (soort) strijdknots. Ref.: kalina (23)
arirumy Etym.: Kp ainymy, Pm ariwomy, M ainumy . ww-onov. vliegen. Ref.: arïrumu
arirunka ww-ov. doen vliegen, laten vliegen.
(w)otarirunka ww-med. zich doen vliegen, zich laten vliegen.
arisa znw. rode duivelskrab. Goniopsis cruentata (Grapsidae). Ref.: arisa ook araja genoemd. [Aanmerking: A: palmworm, kleiner dan atukuma]
arisi`i znw. (soort) plant. Ormosiopsis flava (Papilionaceae).
aritawa Etym.: P irataua . znw. geelkopmaskerspreeuw. Agelaius icterocephalus (Icteridae). Ref.: aritawa heeft lachwekkend baltsgedrag. [Aanmerking: HM538 E330 ook: japu en kynoto geheten?]
aro Etym.: T arv, Wj arv, Ap aro, Ww ary, Kp arv, Pm arv, M ary . ww-ov. wegbrengen, (bij iemand vandaan) meenemen. suma onory arojan 'overal eet hij mensen'.
(w)otaro ww-med. weggaan, op jacht gaan. Ref.: aro
aroky Etym.: T aroky, Wj aroky, Ap aroky, Kp auky, Pm auky . znw. penis. Ref.: arokï yjoro`kan arokyry of yjoro`kan wo`tu`mi`po '(soort) paddestoel [Helosis cayennensis (Balanaceae)]'.
aro`mene bnw. met grote piemel.
arompo bnw. met veel moeite, bijna niet. [Aanmerking: >arompo imero ytuntai< 'met veel moeite ben ik aangekomen' (hier is aronke niet mogelijk)]
aronke bnw. vruchteloos, tevergeefs. Ref.: alonge
aropo Etym.: Ww arpo . ww-ov. laten brengen.
(w)otaropo ww-med. zich laten brengen. Ref.: aro
aropon Etym.: F harpon, N harpoen . znw. harpoen.
aropoty ww-ov. ronddragen, herhaaldelijk zich bezighouden met. V: aropo`topo 'kruiwagen'.
(w)otaropoty ww-med. zich ronddragen.
arosi Zie: aresi.
arotopo znw. vervoermiddel, wagen, (V:) stuur, roer.
aru znw. droogte.
aru`ka ww-ov. erin stoppen, (V:) zaaien.
(w)otaru`ka ww-med. erin gaan. Ref.: aruka
aruka ww-ov. droog maken.
(w)otaruka ww-med. zich droog maken. Ref.: aruka
arukapo ww-ov. laten drogen.
(w)otarukapo ww-med. zich laten drogen. Ref.: arukapo
aruko Etym.: T vrukv, Wj vrukv, Ap oruko, Kp vrukv, Pm arukv . b:: jorukory. znw. wormpje, rups. Ref.: aruko/auruko/oruko
arukopuri znw. (soort) worm. [Aanmerking: wit, in verrotte boomstammen]
aruku znw. (soort) pruim.
arukujuru Etym.: A arokojuru . znw. (soort) boom. Laetia procera (Flacourtiaceae), Swartzia apetala (Papilionaceae).
arukuma Etym.: T urutura, Ap maparukawa, A warokoma, Wp arukama . znw. heldere ster, planeet. Ref.: arukuma poto`su arukuma 'grote heldere ster, Venus', ko`warono arukuma 'kleine heldere ster, Jupiter'.
arukumari znw. (soort) boom, (soort) noot. Caryocar microcarpum (Caryocaraceae). Ref.: arukumari [Aanmerking: A: Caryocar glabrum]
arukumariran znw. (soort) boom. Caryocar glabrum (Caryocaraceae).
arukuruku znw. (soort) moddervisje.
arukuwaipo znw. (soort) plant. Hirtella racemosa (Chrysobalanaceae).
aru`no`ka ww-ov. propvol maken.
(w)otaru`no`ka ww-med. zich propvol maken.
aru`pa bnw. niet droog. Ref.: arupa
arupy Etym.: T aruku . ww-onov. propvol worden.
Arusijaka znw. Arusijaka. oude verlaten nederzetting ten noorden van Galibi.
aruta ww-onov. droog worden. Ref.: aruta
arutuwa znw. (soort) vogel, reiger. Ardeidae. Ref.: aurutuwa [Aanmerking: gele borst]
Aruwako Etym.: Kp Aruwa`, Eruwakv, Pm Erwakv . znw. Arowak. Ref.: Aruako
Aruwaruwa znw. Arawara-kreek.
aruwasire znw. hemelpaard. bij rustig weer is het galopperen van het hemelpaard te horen als een soort donder.
aruwepe znw. (soort) plant. Ref.: aruwepe zaad wordt gebruikt als kralen.
ary Etym.: T ary, Wj ary, Ap (j)ary(ry), Kp are, Pm jare . b:: (j)ary. znw. blad. Ref.: arï wo`i ary '(soort) palm [Geonoma baculifera (Palmae)]', maripa jary 'het blad van de maripa-boom'.
aryka Etym.: Pm areka . ww-ov. naar buiten persen, tevoorschijn persen. aryka wy`sa 'ik ga even poepen', pitani sarykai 'ik heb een kindje ter wereld gebracht'.
(w)otaryka ww-med. zich naar buiten persen. Ref.: arï
aryky znw. bladerenpunt, gebladerde boomtop. Ref.: arï [Aanmerking: vgl aretaky]
ary`ma Etym.: T aryna . bnw. zonder bladeren. Ref.: arï
arymo ww-ov. erin stoppen, erin doen.
(w)otarymo ww-med. erin stoppen, erin doen. Ref.: arïmo
arympomena znw. (soort) boom.
aryna ww-onov. blad krijgen. Ref.: arï
arynke bnw-az. met het blad van.
arynkepy ww-onov. ophouden blad te hebben.
arynto ww-ov. van bladeren voorzien.
(w)otarynto ww-med. zich van bladeren voorzien.
arypawana znw. (soort) boom. Gustavia augusta (Lecythidaceae). Ref.: arepawana ook akuri erepary of akuri saperary genoemd.
arypoty b:: erypotyry. znw. kittelaar, (V:) maagdenvlies. vgl T en Wj en Ap ery 'vagina' en poty 'punt' of 'glans'.
ary`to Etym.: T ary`tv . ww-ov. van inhoud voorzien.
(w)otary`to ww-med. zich van inhoud voorzien.
a`sa znw. nek. Ref.: asa auto a`sary 'dakrand aan de achterkant'.
asa`i Etym.: T saji . znw. (soort) uil. Strigidae. [Aanmerking: HM228 E178 ; V: saai]
asai`pa bnw. zonder kale takken.
a`saka ww-ov. de nek weghalen van.
(w)ota`saka ww-med. de nek bij zichzelf weghalen.
a`saka znw. stamgenoot, medemens, vriend. Ref.: asaka
a`saka ww-ov. (in groepjes) verdelen, splitsen. a`saka`pa 'onverdeeld, allemaal samen, louter, alleen', a`sakatonympo 'deel', a`saka`pa woryijan 'alleen maar vrouwen', a`saka`pa taty`se kytaje, wo 'wij zijn allemaal even oud (geworden), meisje'.
(w)otasaka ww-med. zich delen, zich splitsen. Ref.: asakapa eropo kytota`sakasen 'laten we hier in groepjes uiteengaan'.
asakaimo Etym.: Kp sakasa`, Pm sakasa`, Sr saka . znw. ratelslang. Crotalus durissus (Crotalidae). Ref.: asakaimo
a`saka`ma bnw. zonder stamgenoot.
asakawaru znw. (soort) boomvrucht.
a`sakoto ww-ov. het (nek)haar afsnijden van.
(w)ota`sakoto ww-med. zich het (nek)haar afsnijden.
asakyra Zie: sakyra.
asamono`ke bnw. ongelijk, niet bij elkaar passend.
asapai b:: asapaity. znw. halsdoek. Ref.: asapaitïnano
asapakara znw. (soort) bloedzuiger, parasiet.
asaparapi Etym.: Wp sawanapa, Sr saprapi . znw. (soort) mesvis. Eigenmannia virescens (Gymnotidae).
a`sapo`n znw. achterhoofdondersteunsel, kussen.
asaporito Zie: aseporito.
asapota bnw. in elkaars armen.
a`sapymy znw. nek.
asara znw. piekerigheid, stekeligheid.
asaraika ww-ov. uit elkaar bewegen, rommelig maken, verwarren.
(w)otasaraika ww-med. zich uit elkaar bewegen, zich verwarren.
asara`pa bnw. niet piekerig, niet stekelig.
asarapa Etym.: A wasarapa . znw. (soort) hagedis. Ref.: asarapa [Aanmerking: Arowaks: leeft in bomen]
asarata ww-onov. piekerig worden, stekelig worden.
asary znw. vermold hout. [Aanmerking: lb]
a`sa`to ww-ov. van een nek voorzien.
(w)ota`sa`to ww-med. zich van een nek voorzien.
a`sawarakapa znw. verlaagd deel van het dak. Ref.: auto (14h)
a`sa`wo az. in de nekstreek van.
asdf znw. asdf.
ase`ka bnw. met verschillende kleuren, van gemengde afkomst.
ase`kara Zie: ase`ka.
asekaro Etym.: T vikarv . bnw. gezamenlijk.
asemonoki znw. tweeling.
asemonosi Etym.: Kp esimonoi, Pm munui, A monusi, Wp munusi . znw. tweeling. Ref.: asemunusi
asepuku Etym.: A asepoko . znw. (soort) boom. Pouteria guianensis (Sapotaceae). Ref.: asepuku
asera bnw. half. Ref.: asera/osera mo`ko maro asera aiko 'doe samen met hem'.
aserato bnw. in tweespan, als twee bij elkaar horende helften. oko aserato ampo`ko 'vouw het dubbel'.
aseremun znw. (soort) karperzalm. Acestrorhynchus falcatus (Characidae), Acestrorhynchus microlepsis (Characidae). Ref.: aseremun [Aanmerking: Sr dagu-fisi]
asery m:: aserynon. bnw. nieuw. Ref.: oseirï asery me man 'het is nieuw'.
asetupi`no Zie: upi`no.
a`si bnw. op het nippertje. Ref.: asi a`si roten womai rypo 'ik ben bijna gevallen', a`si `ko `ko of a`si `ky `ky 'een klein beetje', a`si pai `ko 'bij beetjes'.
asikaru Etym.: Wj asikaru, Ap asikaru, Kp sikaru, Pm sikaru, Wp asikaru, A sikaro, Sp azucar, E sugar, N suiker . znw. suikerriet. Saccharum officinarum (Gramineae). Ref.: asicaru
asikaruran Etym.: Wp asikaruran . znw. (soort) gras. Brachiaria purpurescens (Gramineae). Ref.: asikaruran [Aanmerking: Wp Cyrtopodium andersonii (Orchidaceae)]
a`si`ko Etym.: Wj apsik . bw. een beetje, even. Ref.: asi a`si`ko `ko, a`si`ko `ko `ko, of a`si`ko `ky `ky 'een (heel) klein beetje'.
asikuna Etym.: Wj asikuna . znw. (soort) struik. Tephrosia toxicaria (Papilionaceae). Ref.: asikuna
asikunaran znw. (soort) boom. Phyllanthus niruri (Euphorbiaceae). Ref.: asikunaran [Aanmerking: A: Sr bitawiwiri Cestrum latifolium (Solanaceae)]
a`sima ww-ov. tot moes maken, tot sap maken.
(w)ota`sima ww-med. zich tot moes maken. Ref.: asima
asi`ma Etym.: T ainna . bnw. niet warm.
asimorapi znw. zweepslang. Oxybelis-soorten (Colubridae). Ref.: asimarapi/simorapi
asimpamy ww-onov. warm worden.
asimyty b:: esimyty. znw. vlechtwerk aan de rand. Ref.: esipirï
asin Etym.: Ap asiny . znw. warmte, hitte, koorts. Ref.: asi asin pe man 'het is warm', asin pan 'iets warms (om te drinken), warm drankje'.
asina ww-onov. warm worden, lekker op gang komen. Ref.: asina
asinanopy ww-ov. verwarmen.
(w)otasinanopy ww-med. zich verwarmen. Ref.: asinano
asinau znw. ochtendnevel, mist. Ref.: asinao
asinke`ka ww-ov. laten ophouden warm te zijn, afkoelen.
(w)otasinke`ka ww-med. zich laten ophouden warm te zijn, zich afkoelen.
asinkepy ww-onov. ophouden warm te zijn.
asino ww-ov. verwarmen.
(w)otasino ww-med. zich verwarmen. Ref.: asino
asipana znw. (soort) banaan. Ref.: asibana
asipi Etym.: T e`pi, Wj etpi, Ww etipy, Kp e`pi, Pm epi . b:: esipiry. znw. (onder)lip, rand. Ref.: esipirï
asira znw. muisopossum. Didelphidae. Ref.: asira
a`sirika ww-ov. verpletteren, neerdrukken.
(w)ota`sirika ww-med. zich verpletteren, zich neerdrukken.
asirisinsi znw. (soort) wesp. Polybia-soorten (Vespidae). [Aanmerking: L274-4c L425]
asiruwa znw. (soort) plant. Cynometra marginata (Papilionaceae).
asitane znw. wandelende tak. Phasmatodea. [Aanmerking: L168 ook: soort mager spook, dat vliegt en fluit]
asitaremu Etym.: Wp jasita, P jacitara . znw. (soort) palm. Desmoncus polyacanthus (Palmae). Ref.: asitaremu
asiwakara znw. (soort) boom. Hura crepitans (Euphorbiaceae). Ref.: asiwakara [Aanmerking: ook (a)pukuri genoemd? of verwarring met pakuri?]
asiwoi`ma bnw. niet helder, niet doorzichtig. Ref.: asiwöi
asiwoin Etym.: Pm aitawasin, awasin . znw. helderheid, doorzichtigheid.
asiwoina ww-onov. helder worden, doorzichtig worden. Ref.: asiwöi
asiwoino ww-ov. helder maken, doorzichtig maken.
(w)otasiwoino ww-med. zich helder maken, zich doorzichtig maken.
asiwo`ka ww-ov. de buikzwelling wegnemen van ; de verzadiging wegnemen van. asiwo`ka wordt ook wel gebruikt in de betekenis van asiwo`ko.
(w)otasiwo`ka ww-med. zijn buikzwelling wegwerken. Ref.: asiwo
asiwo`ko ww-ov. verzadigen.
(w)otasiwo`ko ww-med. zich verzadigen.
asiwoky znw. verzadiging. V: lichaamsgas ?
asiwoky`pa bnw. niet verzadigd. Ref.: asiwo
asiwo`ta ww-onov. verzadigd worden, (V:) winden laten. Ref.: asiwo
asi`wyryryi znw. (soort) klein mugje. Ref.: asiwërïrï [Aanmerking: L369 of: asiwyryry? Hoff: masìyriry, Wp jasìosowy]
asomo znw. familie van elkaar. Ref.: omo asomo me manton 'ze zijn familie van elkaar', asomokon 'familieleden'.
asoso znw. mossel. Mytilus edulis.
asoso`ko ww-ov. eeltig maken.
(w)otasoso`ko ww-med. zich eeltig maken.
asosoky znw. eelt.
asoso`ta ww-onov. eeltig worden.
a`su znw. kippevel, koude rilling.
a`suka ww-ov. stomen, een stoombad laten nemen. na het stoombad krijgt men kippevel (vgl a`su 'kippevel').
(w)ota`suka ww-med. een stoombad nemen. Ref.: asunga
a`su`pa bnw. zonder kippevel, zonder koude rilling.
a`supamy ww-onov. langzamerhand kippevel krijgen, langzamerhand koude rillingen krijgen.
a`supanka ww-ov. langzamerhand kippevel bezorgen ; langzamerhand koude rillingen bezorgen.
asurutoko znw. acne-puist. vgl pyjoko.
a`suta ww-onov. kippevel krijgen, een koude rilling krijgen. Ref.: asuta
a`ta Etym.: T a`tao, Wj aptao, Ap a`tao, Kp a`tai, Pm ja`tai . az. met ... zijnde. Ref.: ata je`tun pe aja`ta 'als je ziek bent'.
ata znw. satijnhout. Brosimum rubescens (Moraceae), Brosimum paraënse (Moraceae).
atakamara Etym.: A atakamara, Wp takamara . znw. (soort) boom. Chrysophyllum-soorten (Sapotaceae).
atakari znw. (soort) boom. Duroia eriopila (Rubiaceae).
atakin b:: etakiny. znw. gefluit.
ataku Etym.: T etaku, Ap otaku, etakuru, Pm etaku . b:: etakuru. znw. speeksel. Ref.: etakuru
atakusere znw. (soort) plant. Eugenia egensis (Myrtaceae).
atakusi b:: etakusiry. znw. (naar boven gekomen) maagzuur.
atana znw. (soort) plant. Licania macrophylla (Rosaceae).
atana`pa bnw. onophoudelijk.
ata`no b:: eta`nory. znw. vettig-rauwe geur, stank. [Aanmerking: vgl þno]
atanty b:: etanty. znw. rijgmiddel, schoenveter.
atapa znw. (soort) boom. Macrolobium-soorten (Caesalpiniaceae). Ref.: atapa
atapapipo znw. (soort) vis. [Aanmerking: kleinste soort krobia]
ataparan znw. (soort) plant. Crudia glaberrima (Papilionaceae).
Ataparuku znw. Babunsanti.
atapiripo znw. (soort) plant. Alchorneopsis trimera (Euphorbiaceae).
Atapiriri znw. Atapiriri. oude woonplaats bij de Wane-kreek.
atapiriri Etym.: Wp tatapiriri . znw. (soort) boom. Tapirira guianensis (Anacardiaceae). Ref.: atapirirï
ataputy b:: etaputy. znw. dichtsel, deur, deksel. Ref.: etapu yjekunary etaputy 'mijn knieschijf'.
atapy Etym.: Pm etapu . b:: etapyry. znw. toespijs, (brood)beleg, vlees of vis.
atarin Zie: atawyin.
atasikoro b:: etasikorory. znw. kwijl.
atasipo Etym.: Wj etpot, Kp etapo`, etasipo`, Pm tansi . b:: etasipoty. znw. baard. etasiponano 'baard (in het algemeen'; kumpo etasipoty of kumpotasi '(soort) plant [Hirtella-soorten (Rosaceae)]'.
ata`we b:: eta`wety. znw. (spinne)web, (spinne)rag, (spinne)draad. Ref.: etawe
atawyin b:: etawyiny. znw. ontsnappend gas, walm, eruptie.
atiseiwa ww-onov. 'hatsjie' zeggen, niezen. Ref.: adiseiwa/akiseiwa bij niezen zegt men dat iemand de niezer bij de naam roept (ajejatoi 'iemand heeft je geroepen').
atiseiwapo ww-ov. laten niezen. Ref.: adiseiwa
atita znw. grote landslak. Gastropoda. Ref.: atïta [Aanmerking: Sr pakro]
atita Etym.: Sr atita(wiwiri) . znw. ontlastingsziekte. Ref.: atïta de ontlasting geschiedt bij kleine hoeveelheden. [Aanmerking: vgl Sr atitawiwiri 'soort plant']
ato Etym.: Pm jata . znw. gat, hol, holte. Ref.: ato V: auto atory 'raam'.
a`to`ka ww-ov. kraakbeen laten kraken van, door trekken de vingers laten knakken van.
(w)ota`to`ka ww-med. zich de vingers knakken.
atoka ww-ov. een gat maken in, een holte maken in. V: atokatopo 'boor'.
(w)otatoka ww-med. een gat in zich maken, een holte in zich maken. Ref.: ato
ato`ke bnw-az. onaangenaam voor. Ref.: atoke yjato`ke man 'het bevalt mij niet', asato`ke manton 'ze verdragen elkaar niet'.
atoky Etym.: Pm atoky . ww-ov. gaatjes maken in, naaien, zijn klauwen slaan in.
(w)otatoky ww-med. gaatjes in zichzelf maken. Ref.: ato/atokï
a`to`ma bnw. zonder stut, zonder ondersteunende vork.
a`tomy ww-onov. vol onkruid groeien, (door plantengroei) verwilderen.
a`ton znw. stut, ondersteunende vork. Ref.: atu(g)
atone Etym.: Ap etone . bnw. aan de ene kant. Ref.: otone atonenaka 'naar de ene kant, naar de andere kant'.
atonepupu tlw. vijftien. uit: atone 'aan een kant' en pupu 'voet'.
atonepy Zie: atonepupu.
a`tonka ww-ov. met onkruid laten begroeien, laten verwilderen.
(w)ota`tonkapo ww-med. zich met onkruid laten begroeien, zich laten verwilderen.
atono Zie: otono.
a`tonto ww-ov. van vorkstokken voorzien.
(w)ota`tonto ww-med. zich van vorkstokken voorzien. Ref.: atondo
ato`pa bnw. zonder hol(te). Ref.: ato
atopero Zie: apetoro.
atopero`pa Zie: apetoro`pa.
atoperoro Zie: apetororo.
atoperota Zie: apetorota.
atoro znw. diep gat.
atota ww-onov. gaten krijgen, holtes krijgen. Ref.: ato
ato`wa bnw. allerlei richtingen uitgaande, chaotisch.
atowejaka ww-ov. een gat graven in.
(w)otatowejaka ww-med. een gat in zichzelf graven.
atukuma Etym.: A otokoma . znw. larve van de palmsnuitkever. Rhynchophorus palmarum (Curculionidae). Ref.: atukuma wordt of werd levend gegeten.
atukupara znw. (soort) vis. Gymnotus-soort (Gymnotidae). [Aanmerking: lijkt op mesvis, heeft puntige snuit]
atu`ma Etym.: T atunna . bnw. zonder koorts, niet ziek. Ref.: atu
atun Etym.: T atun . znw. koorts, ziekte. Ref.: atu/atunano atunano '(langdurige) koorts'.
atuna ww-onov. ziek zijn. Ref.: atu
atunanopy ww-ov. ziek maken. Ref.: atu
atunkepy ww-onov. ophouden ziek te zijn. Ref.: atu
aturija znw. (soort) heester. Machaerium lunatum (Papilionaceae). Ref.: aturia [Aanmerking: Wp waturija Micropholis-soorten (Sapotaceae)?]
aturijaran znw. (soort) plant. Dalbergia monetaria (Papilionaceae).
a`tutu`ko ww-ov. gedrongen maken.
a`tutuku znw. gedrongenheid.
a`tutuku`pa bnw. niet gedrongen.
a`tutu`ta ww-onov. gedrongen worden, kort en dik worden.
aty Etym.: Ap aty . znw. uitsteeksel, knop, kittelaar. Ref.: atï
aty ww-ov. van binnen schoonmaken, van binnen omspoelen.
(w)otaty ww-med. zich van binnen schoonmaken, zich van binnen omspoelen. Ref.: atï(l)
aty`no`ka ww-ov. klein van ouderdom maken.
(w)otaty`no`ka ww-med. zich klein van ouderdom maken. Ref.: atï
atypo b:: etypory. znw. mooi geluid, mooie klank. Ref.: etïpo
atypy Etym.: Wj atypy . ww-onov. bejaard worden, klein van ouderdom worden, onvolkomen groei meemaken. Ref.: atïpu aty`no `wa tapyije man 'hij is onvolgroeid gebleven'.
Atypyty znw. Tibiti-rivier. Ref.: atïlpïtï
atyryryi znw. rode katoen. Gossypium barbadense (Malvaceae).
atyta Etym.: T a`ta, Kp a`ta . ww-onov. loten krijgen, uitspruiten. Ref.: atïta yjatytapo`sa 'ik krijg uitgroeisels op mijn huid}.
atywano znw. geluid, naam.
atywa`y znw. (soort) boom. Ref.: atïwa'ü
atywo ww-ov. reinigen, schoonspoelen.
(w)otatywo ww-med. zich reinigen, zich schoonspoelen. Ref.: atïwo
au znw. lach.
auno`po Zie: auwano`po.
aunopy Ref.: aunopu Zie: auwanopy.
aura`ma bnw. zonder spraak, stil. Ref.: aura
aurampa ww-ov. spraak bezorgen, laten spreken.
(w)osaurampa ww-med. zich spraak bezorgen, zich laten spreken.
aurampo`pa bnw. niet mooi pratend, onbeleefd.
auran b:: auran. znw. stem, taal. Ref.: aura
aurana ww-onov. spreken, praten. Ref.: aura
auranaka ww-ov. laten kletsen, tot discussie brengen.
(w)osauranaka ww-med. luidruchtig praten, discussiëren.
aurankepy ww-onov. ophouden met spreken, niet meer spreken.
auranynto ww-ov. woorden in de mond leggen, liegen over de woorden van.
(w)otauranynto ww-med. zich woorden in de mond leggen. Ref.: aura
auro Etym.: T eurv, Wj eurv, Pm eurv, M seuru . ww-ov. blaffen tegen.
(w)otauro ww-med. blaffen tegen zichzelf. sommigen beschouwen auro als een onovergankelijk werkwoord, maar dan zou het het enige onovergankelijke werkwoord zijn waarvan de stam niet op een a of y eindigt.
auta Etym.: T outa, Wj euta, Ap euta, Ww euta, Kp euta, Pm euta, M a`ta . znw. hol, gat. Ref.: augta/ogta
auta`pa bnw. zonder hol, zonder gat.
auto Etym.: Wj vutv, Ww vwtv, Kp vutv, jywy`, Pm autv, ewi`, M ewyty . b:: auty. znw. huis. Ref.: auto
auty`ma bnw. zonder huis. Ref.: auto
autyma ww-ov. een huis bouwen voor, van een huis voorzien.
(w)osautyma ww-med. zich een huis bezorgen.
autyna ww-onov. een huis krijgen.
autynto ww-ov. een huis bouwen voor, van een huis voorzien.
(w)osautynto ww-med. zich een huis bezorgen.
auwa ww-onov. lachen. Ref.: awa
auwano`po ww-ov. laten lachen, aan het lachen maken.
auwanopy ww-ov. lachen tegen, uitlachen.
(w)otauwanopy ww-med. zichzelf uitlachen. Ref.: aunopu
awakaparu Etym.: Pm awakaparu . znw. (soort) vlinder. Morpho-soorten (Nymphalidae).
awaky Etym.: Ww ewaky, Kp ewaky . b:: ewakyry. znw. blijdschap. paranakyry ewakyry 'tovermiddel om blanken vriendelijk te maken'.
awa`matopo b:: ewa`matopo. znw. feest.
awami b:: jawamiry. znw. fijt, ontsteking bij de nagelrand. Ref.: awami awami pe mana 'je hebt fijt'.
awa`na b:: ewa`nary. znw. ellebooggewricht.
awa`po b:: ewa`pory. znw. vreugde, blijdschap. Ref.: ewapo
awara Etym.: Wj jawara, Kp awara, Pm awara, A awara, Wp awara, Sr awara . znw. (soort) palmboom. Astrocaryum vulgare (Palmae). Ref.: awara
Awarakana znw. Organabo-rivier, Organabo.
awarapuku znw. (soort) vis. Hypophthalmus-soort (Hypophthalmidae).
awararemupo znw. kleine ijsvogel. [Aanmerking: letterlijk: '(vogel) op de awaratong']
awaratara znw. (soort) boom. Fagara pentandra (Rutaceae). Ref.: awaratara
awara`y znw. (soort) awarapalmboom. Ref.: awara'ï
aware Etym.: T aware, Wj aware, Kp aware, Pm aware, A jaware, Sr awari . b:: jawarery. znw. buidelrat, opossum. Didelphidae. Ref.: aware
awarenta znw. (soort) mier. Azteca-soorten (Formicidae). [Aanmerking: L274-4h]
awareporan znw. (soort) plant. Dieffenbachia seguina (Araceae), Aechmea fasciata (Bromeliaceae). Ref.: awareporan
awarepu`ja Etym.: Kp maparuwa, Pm awarepoka . znw. Braziliaanse reuzenotter. Pteronura brasiliensis (Mustelidae). Ref.: awarepuya
awa`rumy Etym.: T ewarun, Ww awarpan, Kp ewarupy, Pm ewaron . b:: ewa`rumy. znw. donkerte, duisternis. ewa`rumy ajapyitan 'de duivel zal je pakken'.
awaruwape znw. fabelachtige jagoear. Ref.: awaruwape
awaryta znw. (soort) roofvogel. [Aanmerking: HM90 98 104 110]
awasi Etym.: Wj etnai, Kp a`nai, Pm anai, Wp awasi . znw. maïs. Zea mays (Panicoidae). Ref.: awasi
awasi Etym.: Kp jawasi, Pm awasiri, M jawasi . b:: jawasiry. znw. aanstaande huwelijkspartner, iemand met wie je flirt. Ref.: awasi [Aanmerking: Hoff: awasi]
awasipo znw. (soort) kassave.
awa`ta Etym.: T ja`ta, Ap oja`ta, Pm ewata . b:: ewa`tary. znw. oksel, zijkant onder de arm. Ref.: ayata
awata`u Etym.: Wp jawatay . znw. (soort) mier. Allomerus octoarticulatus (Formicidae).
a`we bnw. klaar.
awei Etym.: T awain . znw. licht, schijnsel. Ref.: awei
aweipa Etym.: Pm wijupa . ww-ov. beschijnen, licht uitstralen over, verlichten. aweipatopo 'lamp'.
(w)otaweipa ww-med. zich beschijnen, zich verlichten. Ref.: aweipa
aweipo znw. streek met goed licht, uitgestrektheid, open ruimte.
aweita Etym.: T awaina . ww-onov. verlicht worden, helder worden. Ref.: awei
aweka znw. (soort) boom, (soort) boombloem. Ref.: aweka
a`we`ko ww-ov. opgezet maken, aandikken, pafferig maken.
(w)ota`we`ko ww-med. zich opgezet maken, zich aandikken, zich pafferig maken. Ref.: aweko
a`weky znw. opgezetheid, opgezwollenheid, pafferigheid.
a`weky`pa bnw. niet strak in zijn omhulsel, niet opgezet.
a`wempo bnw. klaar, gereed. Ref.: a'embo a`wempono mero 'voor de laatste keer'.
awe`n znw. honing. Ref.: aweine/iweine
awe`na ww-onov. honingzoet worden.
awe`nanopy ww-ov. honingzoet laten worden.
(w)otawe`nanopy ww-med. zich honingzoet laten worden.
awe`no ww-ov. honingzoet maken.
(w)otawe`no ww-med. zich honingzoet maken.
awe`ny`ma bnw. zonder honing. Ref.: aweine
a`wero bnw. klaar, bij wijze van dat is een gepasseerd station. a`wero ykumyry ywotan, ywyto`poto 'de honger zal me doden als ik gegaan ben, maar dat moet dan maar'.
aweruka Etym.: Wp sawerukaa . znw. libelle. Anisoptera. [Aanmerking: vgl pyrymoko, Wp: Bembix-soort (Sphecidae)]
a`wesaru`ko ww-ov. dichtproppen.
(w)ota`wesaru`ko ww-med. zich dichtproppen.
a`wesarupy ww-onov. dichtgepropt worden, een prop krijgen.
a`weseky znw. opgezwollenheid.
a`weseky`pa bnw. niet fors, niet robuust.
a`wese`ta ww-onov. (door ziekte) opzwellen.
a`we`ta ww-onov. fors worden, robuust worden.
awijonu [awijónu] Etym.: Sp avion . znw. vliegtuig.
awiju Etym.: Wp jawi`y . znw. (soort) boom. Xylopia longifolia (Annonaceae). Ref.: awiju
awimpai Zie: o`win.
awi`no Zie: o`win.
a`wo Etym.: Wj awijowijo, Wp awawa . znw. boshond. Speothos venaticus (Canidae). Ref.: awo
awo Etym.: T ao, Ap ao, eo, Pm awo . b:: awo. tsw. potentiële schoonvader, moeders broer. Ref.: awo/jawo gezegd tegen: moeders broer, vaders zusters man, en verder tegen elke niet verwante man van de vorige generatie; in het oostelijk dialect vervangen door jaja.
awoka Etym.: Sp avocado . znw. avocado. Persea americana (Lauraceae).
awomy Etym.: T aumy, Ap owomy, Ww awomu . ww-onov. omhoog komen, opstaan. Ref.: awomu pena tawoije man 'de deur is open'.
awo`n znw. lichtzinnigheid, ontucht. [Aanmerking: V liviandad verwant met sawòne?]
awonka Etym.: Pm awonka . ww-ov. laten opstaan, overeind halen, omhoog halen, oprichten. pena awonkary 'de deur opendoen', enuru awonkary 'de ogen openen, tot inzicht brengen'.
(w)otawonka ww-med. zich laten opstaan, zich overeind halen. Ref.: awomu
awo`no`ka Zie: awonka.
awo`nuku Etym.: T aanuku, Kp anuku . ww-ov. omhoogbrengen, omhooghalen, naar boven laten gaan.
(w)otawo`nuku ww-med. zich omhoogbrengen, zich omhooghalen. Ref.: awonuku
awopa bnw. aan de rand (van het water), op het strand. Ref.: awopa
awopame bnw. langs de rand.
awo`poko znw. boer, oprisping.
awo`pokoro ww-ov. laten boeren, oprispingen bezorgen.
awo`pokota ww-onov. boeren, oprispingen hebben. Ref.: awopotoka
awo`py Etym.: T ao`py, Wj awotpv, Ap o`py, Kp ewo`py, Pm awopy . znw. mogelijke schoonmoeder. Ref.: wopu gezegd van: vaders zus, vrouw van moeders broer, en verder elke niet verwante vrouw van de vorige generatie.
awosi`ma Etym.: T amyinna, Ww awsymra . bnw. niet zwaar. Ref.: awosi
awosin Etym.: T amyin, Ww awsyn . b:: awosin. znw. zwaarte, gewicht. awosin pe man 'het is zwaar'.
awosina ww-onov. zwaar worden.
awu Etym.: T wyy, wyrv, Wj ywu, Ap ywy, Ww owy, Kp vwrv, urv, Pm urv, M ury . vnw. ik. Ref.: aw awumpo 'ik voor mij, ik apart'.
awureja znw. penseel. Ref.: awuleya
awy`jama Etym.: Kp kawijama, Pm (k)aujama, A aujama . znw. pompoen. Cucurbita moschata (Cucurbitaceae). Ref.: wayama
awyri znw. (soort) vis. Sciaenidae. Ref.: a'uli
awyru Etym.: Wp jawyru . znw. kaalkopooievaar, houtooievaar, schimmelkopooievaar. Mycteria americana (Ciconiidae). Ref.: awuru [Aanmerking: HM75 E70]
Copyright © 2003