A - a
a`a
Etym.:
T a`a, Wj yhy, Ap yn, Pm a`a, Wp o`o
.
tsw.
ja.
Ref.: a, a
aha
Etym.:
T aha, Wj vhv
.
tsw.
oke, kijk eens, alstublieft.
Ref.: aha
aha, ero awokuru 'kijk eens, dit (is) je drank', aha, iru`pa man 'oke, dat is goed'.
(w)osai
ww-med.
zichzelf halen, elkaar halen.
Ref.: ai
ai
znw.
kreet, gil.
aiwano 'gegil'.
b::
aity.
(w)osaijampa
ww-med.
spelen.
Ref.: esapima
kynosaijampanon apoko 'hij speelt met je', eufemisme voor: 'hij mishandelt je'.
aijoma
Etym.:
Wj ejoma, Ap ewoma
.
ww-ov.
opkomen voor, verdedigen, beschermen.
aika
ww-ov.
tot schreeuwen brengen, laten gillen.
(w)otaika
ww-med.
zich tot schreeuwen brengen, gillen.
Ref.: ai
aikapo
ww-ov.
tot schreeuwen laten brengen, laten gillen.
(w)otaikapo
ww-med.
zich tot schreeuwen laten brengen, zich laten gillen.
aike`ka
ww-ov.
laten stoppen, laten ophouden.
(w)otaike`ka
ww-med.
zich laten stoppen, zich laten ophouden.
aikepy
ww-onov.
ophouden bezig te zijn, klaar zijn, stoppen (met een bezigheid).
Ref.: ai
uit: (w)ai en -kepy.
aiku
Etym.:
T eeku, Wj euku, Ap euku, Kp eku, euku, Pm
aiku
.
znw.
sap, vocht, nattigheid.
Ref.: aicu
aiku`po 'soep, peperwater'.
aikuka
Etym.:
Ap eu`ka, Kp ekuka, Pm ekuka
.
ww-ov.
ontvochten, het sap wegnemen van.
paka manatyry saikukaje 'ik ontvocht de borst van de koe', d.w.z. 'ik melk de koe'.
aikuma
Etym.:
Wj vukuma, Pm ekuma
.
ww-ov.
nat maken, vloeibaar maken.
kasiri saikumaje 'ik maak kassavedrank'.
(w)otaikuma
ww-med.
zich vochtig maken, zich vloeibaar maken.
Ref.: aicu
aiku`pa
bnw.
zonder water, zonder sap.
Ref.: aicu
aikuta
Etym.:
Pm aikuta
.
ww-onov.
waterig worden, wateroverlast krijgen.
aiku`to
ww-ov.
vocht toevoegen aan.
aima
ww-ov.
inademen, roken.
(tamy) saimaje 'ik rook (tabak)'.
(w)otaima
ww-med.
zichzelf inademen, zichzelf roken.
Ref.: aima
aimara
Etym.:
T aimara, Wj aimara, Pm aimara, A ajomora, Sr
anyumara
.
znw.
(soort) vis.
Hoplias macrophthalmus (Erythrinidae).
Ref.: aimara
aime`ko
ww-ov.
weerzin wekken bij, afschuw wekken bij.
(w)otaime`ko
ww-med.
geen zin hebben, zich vervelen.
[Aanmerking: verwant met (w)aime? betekenis goed?]
aimosori
znw.
(soort) boom.
Rollinia exsucca (Annonaceae).
aina
Etym.:
T enja, Wj amo, Ap oma, ema, Kp emija, Pm
enja, mija, M mija
.
znw.
hand.
Ref.: aña
vingers: aina jumy 'duim', aina jumy pokorono (of: ...
ponarono 'wijsvinger', owara ira`nano 'middelvinger',
apoweiry pokorono 'ringvinger', apoweiry 'pink'; aina tano 'ring', ainanano yko i`wa 'help hem een handje',
kaikusi ainary '(soort) plant [Marcgravia parviflora (Marcgraviaceae)]'.
aina
Etym.:
T enjao
.
az.
in handen van, in de macht van.
asepato aina 'in beide handen, met beide handen vastgepakt'.
ainajuka
ww-ov.
katoen laten branden in de handen van.
bevordert vlijt bij de vrouw.
ainaka
ww-ov.
de hand wegnemen van, de hand afhakken.
ainaka
Etym.:
T enjaonaka
.
az.
in handen van, in de macht van.
moro ajainaka syja 'dat geef ik jou in handen', irompy`po, yjakuwarykon ainaka ro 'hij is gestorven, zonder dat mijn geesten iets konden uitrichten'.
ainakerenka
ww-ov.
een ruk geven aan de hand van, uit de hand losrukken.
ainako
znw.
gestink aan de handen.
ainaku`me
znw.
rondheid van de hand, vingerloosheid.
ainamy
ww-ov.
de handen binden van.
ainanu`ka
ww-ov.
veroordelen, schaden, bederven.
aina`pa
bnw.
zonder hand, zonder vingers.
Ref.: aña
ainapatoro
tlw.
tien.
Ref.: añapatole
aina 'hand', opatoro 'aan beide zijden'.
ainapiro
ww-ov.
de handen (rood) verven van.
(w)osainapiro
ww-med.
zich de handen (rood) verven, nagels lakken.
ainapo
znw.
handvaardigheid, tekenvaardigheid, borduurkunst, handschrift.
ainaposi`ma
bnw.
zonder lekkere handen, zonder handen die lekkers brengen.
ainara
znw.
handpalm.
kaikusi ainarary '(soort) plant [Marcgravia coriacae (Marcgraviaceae)]'.
ainaraka
ww-ov.
in de handpalm snijden van.
ainarakama
ww-ov.
de handen ophouden van, de handpalm naar boven draaien van.
ainary`me
znw.
pink.
[Aanmerking: V: ainarìme]
ainary`pa
bnw.
met lege handen, zonder geld of spullen.
ainary`to
Etym.:
Wj emjaryptv
.
ww-ov.
van (een handvol) gaven voorzien.
ainasa
znw.
openhandigheid, grijperigheid.
ainatone
tlw.
vijf.
Ref.: añatone
aina 'hand', otone of atone 'aan de ene kant'.
ainaty
ww-ov.
de handen wassen van.
(w)osainaty
ww-med.
zich de handen wassen.
Ref.: osayatï
ainawo`wo
znw.
branderig gevoel aan de hand, (V:) eelt aan de hand.
ai`ne
tsw.
is het niet?, nietwaar?
Ref.: añe
aipa`wura
znw.
tweeteen-luiaard.
Megalonychidae.
Ref.: aipa'ura
ook waikore genoemd.
aipo`pa
bnw.
zonder schone groei, niet welvarend, niet slank ; zich niet op zijn gemak voelend.
aira
Etym.:
Wp eira, Sr ayra
.
znw.
aira, zwart-bruine veelvraat.
Eira barbara (Mustelidae).
Ref.: aira
aira`u
znw.
zwarte boskat, jagoearoendi.
Felis yagouaroundi (Felidae).
Ref.: kaikusi
[Aanmerking: vgl tamenuja]
aire
Etym.:
Pm aire
.
bnw.
zometeen, strakjes, direct.
Ref.: aire
aire, se! of aire, non! 'wacht even, hou even op', aire te ra'a 'tot straks'.
aita
znw.
(soort) visval.
aity`ma
bnw.
zonder kreet, zonder gil.
aiwo
ww-ov.
aan de rand dubbelvouwen, het uiteinde ombuigen van.
bv vlechtwerk, takken aan de boom.
(w)otaiwo
ww-med.
zich aan de rand dubbelvouwen.
Ref.: aiwo
ajanka
ww-ov.
vlekkerig maken, bevuilen.
awory ke kajankatake 'ik zal je bont en blauw slaan'.
(w)osajanka
ww-med.
zich vlekkerig maken, zich bevuilen.
Ref.: ayanga
ajari
znw.
(soort) boom.
Conomorpha magnoliifolia (Myrsinaceae).
aja`tana
b::
eja`tanary.
znw.
lichaamszijde onder de oksel.
ajatono
Etym.:
T jatokonta, Kp ejaton, Pm ejaton(on)
.
b::
ejatono.
znw.
vrouw van jongere broer van eigen man ; man van jongere zuster van eigen vrouw; rivaal.
Ref.: eyatono
[Aanmerking: dus: mogelijke partner van iemands man of vrouw of iemands mans jongere broer of iemands vrouws jongere zuster; >asejatono< 'elkaars rivalen', d.w.z.: 'twee mannen van één vrouw of twee vrouwen van één man of twee mannen van twee zusters of twee vrouwen van twee broers']
ajawa
Etym.:
Wj ajawa, Ap ajawa, Wp ajawa, A haiawa
.
znw.
(soort) boom, hars, fakkel.
Protium-soorten (Burseraceae), Trattinickia-soorten (Burseraceae).
Ref.: ayawa
aju
Etym.:
T ai, Wj aju, Ww aji, Kp aju
.
ww-ov.
(boven een vuur) uitdrogen, knapperig roosteren.
bv pinda's, mosselen, (waarvan omhulsel weggebroken kan worden).
ajuka
ww-ov.
(door eigen warmte) dor maken.
(w)otajuka
ww-med.
zich (door eigen warmte) dor maken.
ajunu
Etym.:
Kp ajunu, Sr ayun, E onion
.
znw.
ui.
Allium cepa (Liliaceae).
vgl sewoja.
ajuta
ww-onov.
verdorren, dor worden.
ajywy
Etym.:
Wp aju`y
.
znw.
(soort) boom.
Licaria-soorten (Lauraceae), Nectandra-soorten (Lauraceae), Ocotea-soorten (Lauraceae).
Ref.: ayu'i
a`ka
Etym.:
Pm auka
.
znw.
schaduw, schim, ziel, geest.
Ref.: aka
aka
Etym.:
T aka, Ap aka, Ww aka, Kp aka
.
ww-ov.
uit elkaar halen, (systematisch) afbreken.
(w)otaka
ww-med.
uit elkaar vallen.
watakai 'ik heb me kapotgewerkt', moro asakato`me ro 'om het nog erger te maken, bovendien'.
akaja
znw.
(soort) ara.
[Aanmerking: HM202 HM210 vgl kajakaja]
akaja
[akajá]
Etym.:
T vkv, Ww oko, Pm aka
.
tsw.
au!
Ref.: akaya
akajuran
znw.
(soort) boom.
Dimorphandra conjugata (Caesalpiniaceae).
Ref.: akayuran
akaju`u
Etym.:
Wp akajuu
.
znw.
bosacajoeboom.
Anacardium giganteum (Anacardiaceae), Curatella americana (Dilleniaceae).
Ref.: akayu'u
a`kaka
ww-ov.
de geest weghalen van, betoveren, geestelijk beïnvloeden ; bezeten maken.
(w)ota`kaka
ww-med.
zijn geest weghalen, zich betoveren, bezeten worden.
akakasin
znw.
(soort) plant.
Eryngium foetidum (Umbelliferae).
akama
Etym.:
Kp akama, M aka`ma, Pm akama
.
ww-ov.
verspillen, ongebruikt laten.
(w)otakama
ww-med.
zich verspillen, ongebruikt blijven, over blijven.
woryi kynotakamanon 'er zijn vrouwen in overvloed'.
[Aanmerking: bb2 V: achterlaten, verlaten, afwijzen]
akami
Etym.:
T akami, Kp akami, Pm jakami, M akami, Wp
jakami, Sr kamikami, P jacamim
.
znw.
trompetvogel.
Psophia crepitans (Psophiidae).
Ref.: akami
[Aanmerking: HM80 E122]
aka`n
b::
eka`ny.
znw.
(snelle) loop, (snelle) voortbeweging.
a`ka`pa
bnw.
zonder ziel, zonder geest, zonder spook.
a`ka`po
znw.
schaduw, schim, ziel.
geestverschijning, geest of ziel van een overledene.
a`kapo`pa
bnw.
zonder goede geest, niet vruchtbaar.
akara
znw.
gaterigheid, doorzichtigheid (door talrijke gaten).
Ref.: akara
itu akarary 'plaats in het oerwoud waar men tussen de bomen door in de verte kan zien'.
akarai
znw.
rijpheid (met een zwarte kleur).
akarai`pa
bnw.
niet (met een zwarte kleur) rijp.
akaraita
ww-onov.
(met een zwarte kleur) rijp worden.
Akaramuku
znw.
kreek van Pikin Poika, Pikin Poika.
Ref.: etï
akaran
znw.
(soort) slingerplant.
Akarani
znw.
kreek van Bigi Poika, Bigi Poika.
Ref.: Akalani
akara`pa
bnw.
zonder openingen, ondoorzichtig (door afwezigheid van gaten) ; aaneengesloten.
akararo
ww-ov.
gaten maken in, (door middel van gaten) doorzichtig maken.
akarata
ww-onov.
gaten krijgen, (door gaten) doorzichtig worden.
Ref.: akara
akara`u
Etym.:
Wj wakaraimo, Ap akara, A wakala
.
znw.
grote zilverreiger.
Egretta alba (Ardeidae).
[Aanmerking: HM62 Jensen: leider van de watervogels]
akare
Etym.:
Ap jakare, Kp akare, Pm (j)akare, M akare, Wp jakare, P
jacare
.
b::
jakarery.
znw.
brilkaaiman.
Caiman crocodilus (Alligatoridae).
Ref.: akare
akarerowai
Etym.:
Wp jakareruwai
.
znw.
(soort) plant.
Epiphyllum-soorten (Cactaceae).
Ref.: akarerowoi
akare`u
znw.
wigkopkaaiman.
Paleosuchus trigonatus (Alligatoridae).
akarima
Etym.:
T akarima
.
znw.
doodskopaap, eekhoornaap.
Saimiri sciureus sciureus (Cebidae).
Ref.: akarima
a`karykapo
ww-ov.
(indirect) kwellen, laten lijden.
akasi
znw.
(soort) draagmand.
Ref.: akasi
akata
Etym.:
Pm ka`ta
.
b::
ekatary.
znw.
afsplitsing, zijtak, uitgespreid been, ruimte tussen de (boven)benen.
Ref.: ekata
ook: iets lager gelegen strook met minder plantengroei in het bos.
akatapi
znw.
(soort) hagedis.
[Aanmerking: roodbruin]
akatasuwe
znw.
(soort) ral.
Rallus maculatus (Rallidae).
[Aanmerking: HM142 P&P]
akatompo
Etym.:
Pm ekaton
.
b::
ekatonympo.
m::
akato`san, akatokonympo.
znw.
geest van een gestorvene, (gevreesde) geestverschijning.
Ref.: okatombo
[Aanmerking: V: dodendag (2 november)? Hoff: òkatompo]
Akawajo
Etym.:
Kp Akawajo
.
znw.
Akawajo-indiaan.
Ref.: akawayo/kawaiyo
vgl akawa '(soort) sperwer'.
akawari
znw.
(soort) plant.
Thoracocarpus bissectus (Cyclanthaceae), Carludovica sarmentosa (Cyclanthaceae).
Ref.: akawari
akawaru
znw.
lachmeeuw.
Larus atricilla (Laridae).
[Aanmerking: HM178 HM180 E59 Sterna hirundo?]
aka`we
Etym.:
Wp aka`e
.
znw.
cayennegaai.
Cyanocorax cayanus (Corvidae).
Ref.: akawe
[Aanmerking: HM500 A: grote koevogel (HM542)]
akenei
znw.
blauwe kleur; groene kleur.
Ref.: akenei
akeneiro
ww-ov.
blauw maken, groen maken.
(w)otakeneiro
ww-med.
zich blauw maken, zich groen maken.
Ref.: akenei
akeneita
ww-onov.
blauw worden, groen worden.
Ref.: akenei
a`kepu
znw.
schuim, bovendrijvend vuil.
a`kepu`pa
bnw.
zonder schuim, zonder bovendrijvend spul.
a`kepuro
ww-ov.
schuim bezorgen, smerig nat maken.
(w)ota`kepuro
ww-med.
zich schuim bezorgen, zich smerig nat maken.
akepy
Etym.:
T ekepy, Wj vkep, Ap okepy, ekepyry, Ww
okopu, Kp ekepu, Pm eke`
.
b::
ekepyry.
znw.
lijk.
Ref.: okepu
ekepy`po 'zijn lijk'.
akere`i
Etym.:
Wp kere`i
.
znw.
zonneral.
Eurypyga helias (Eurypygidae).
Ref.: akere'i
[Aanmerking: HM80 E130]
akeso
znw.
schiftsel, bovenkomende bestanddelen bij schifting.
[Aanmerking: l vgl akosa]
akesota
ww-onov.
schiften, een innerlijk scheidingsproces ondergaan.
akikina
znw.
(soort) plant.
Smilax hostmanniana (Liliaceae).
aki`ma
bnw.
zonder spierpijn, niet pijnlijk-stijf.
aki`ma
Etym.:
T akinma
.
ww-ov.
plagen.
akin
znw.
spierpijn, pijnlijke stijfheid.
aki`na
ww-onov.
kribbig worden, zich ergeren.
aki`no
ww-ov.
kribbig maken, ergeren.
akinta
Etym.:
T akinta, Wj akinta
.
ww-onov.
spierpijn krijgen, door bewegingloosheid stijf worden.
Ref.: akinda
akintanopy
ww-ov.
(door bewegingloosheid) spierpijn bezorgen.
akinu
Etym.:
T akunu, Ap akinu
.
znw.
luiheid.
Ref.: akinu
akinu`ma
Etym.:
T akunu`ra
.
bnw.
niet lui.
Ref.: akinu
akinuta
ww-onov.
lui worden.
Ref.: akinu
akira
Etym.:
Sr akira
.
znw.
(soort) struik, (soort) boom.
Laguncularia racemosa (Combretaceae).
akira`e
znw.
(soort) plant.
[Aanmerking: Crenea maritima (Lythraceae)?]
ako
Etym.:
Kp a`, M aku, A hako
.
znw.
vijzel.
Ref.: ako
ako tano 'stamper'.
a`koka
Etym.:
T akoroka, Ap akoroka, Kp akoroka
.
ww-ov.
(met hark of bezem) schoonvegen.
(w)ota`koka
ww-med.
(met hark of bezem) vegen.
Ref.: akoka
akono
Etym.:
T ako, Wj akon, Ap akono, Ww akno, Kp jako, Pm akono
.
b::
akono.
znw.
die bij een ander hoort, tweede van een paar, metgezel, vriend.
Ref.: yakono
iwopyry akono me ... 'met dat hij komt ...'; mo`ko akono tamyiry 'zijn tweede dochter'.
akono`ma
Etym.:
Ww aknomra
.
bnw.
zonder metgezel, zonder vriend, zonder vriendin.
akononto
Etym.:
T akonma
.
ww-ov.
een tweede toevoegen aan, tot een tweetal maken.
akontere
Etym.:
Sr kondre, E country
.
znw.
landstreek, (nationaal) land.
akopere
znw.
(soort) vogel.
[Aanmerking: lb V: akooperü, Lienke's oma noemt okope okopere, P&P: okope Gampsonyx swainsonii]
akoreka
ww-ov.
leeg maken, opmaken.
akore`pe
Etym.:
T akvre
.
bnw.
langdurig (ergens) blijvend.
Ref.: akorepe
akoroi
znw.
verkleurdheid, versletenheid, verouderdheid.
[Aanmerking: vgl ankoroi?!]
akoroi`pa
bnw.
niet verkleurd, niet versleten, niet verouderd.
akoroiro
ww-ov.
laten verkleuren, laten slijten, laten verouderen.
(w)otakoroiro
ww-med.
zich laten verkleuren, zich laten slijten, zich verouderen.
akoroita
ww-onov.
verkleuren, versleten raken, verouderen.
a`koro`ka
Etym.:
Wj apkvrv
.
ww-ov.
verzwikken, verstuiken.
akoronaka
ww-ov.
leegruimen, rommel weghalen van.
(w)otakoronaka
ww-med.
leegruimen.
Ref.: akoronaka
[Aanmerking: bv bladeren onder een boom]
akorototo
Etym.:
M poroto`to, P murukututu
.
znw.
briluil.
Pulsatrix perspicillata (Strigidae).
[Aanmerking: HM228 HM238 E183 'uil zonder oortjes'? nacurutu is de naam van subspecies van Bubo virginianus 'oehoe']
a`kosa
Etym.:
A okotha
.
znw.
(bovendrijvend) schuim.
Ref.: akosa
a`kosata
ww-onov.
schuim krijgen, schuimen.
Ref.: akosa
akosin
Etym.:
Wj akoji, Ap akoin
.
znw.
rest, restje.
a`koto
Etym.:
T a`kvtv, Kp a`koto, Pm wakvty
.
ww-ov.
barricaderen, afsluiten, tegenhouden, belemmeren, ophouden.
(w)ota`koto
ww-med.
gebarricadeerd worden, vast zitten.
akoto
Etym.:
T akvtv, Wj akvty, Ap akoty, Kp a`tv, Pm
akvty, M a`ty
.
ww-ov.
omhakken, met hakken omverhalen.
(w)ota`ku
ww-med.
in gebruik zijn, voorkomen, het doen.
Ref.: aku
akuka
ww-ov.
tot moes maken.
akukuwa
Etym.:
Kp wako`wa, Pm wakukwa, M waku`ka, A
wakokoa
.
znw.
gewone woudduif.
Columba cayennensis (Columbidae).
Ref.: akokowa
[Aanmerking: HM190]
akuma
znw.
(soort) plant.
Couma guianensis (Apocynaceae).
Ref.: akuma
aku`mi
znw.
weekheid.
Ref.: akumi
aku`mita
ww-onov.
week worden.
Ref.: aku
aku`mo
ww-ov.
dikvloeibaar maken, papperig maken, tot een brij maken.
Ref.: akumo
akumpai
b::
ekumpaity.
znw.
band, riem.
Ref.: ekubaitï
akumpi
znw.
breedte.
Ref.: akombi
akumpi`pa
bnw.
niet breed, smal.
Ref.: akombi
aku`my
znw.
dikvloeibaarheid, papperigheid, brij-achtigheid.
Ref.: woku
aku`my`ma
bnw.
zonder dikvloeibaarheid, niet brij-achtig, dun, vloeibaar.
Ref.: aku
aku`mynto
ww-ov.
dicht opeen maken, aaneensluiten.
(w)otaku`mynto
ww-med.
zich dicht opeen maken, zich aaneensluiten.
[Aanmerking: latjes, maar ook pap?]
akunepy
Etym.:
Wj ahnep, Pm anepu
.
znw.
aardnoot, pinda.
Arachis hypogaea (Papilionaceae).
kararawa akunepyry '(soort) plant [Terminalia dichoroma (Combretaceae)]'.
akunsiky
b::
ekunsikyry.
znw.
vernauwing, versmalling, taille.
Ref.: kërë
akunty
b::
ekunty.
znw.
heupsnoer, tromhoepel.
Ref.: ekundï
akuntynano 'heupsnoer (in het algemeen)'.
akupa
Etym.:
Pm akupa, Sr kubi
.
znw.
ombervis.
Sciaenidae.
Ref.: akupa
typosaka`miren akupa '(soort) vis [Nebris microps (Sciaenidae)]', tapiren akupa '(soort) vis [Cynoscion acoupa (Sciaenidae)]'.
akurewe
Etym.:
T eerewety
.
b::
ekurewety.
znw.
vettig huidslijm.
bv bij vissen, bij een ziek kippe-oog.
akuri
Etym.:
T akuri, Wj akuri, Ap akuri, Kp aku, Pm akuri, M akuri, Wp akusi, Sr aguti
.
znw.
goudhaas, Surinaams konijn.
Dasyprocta agouti (Dasyproctidae).
Ref.: akuri
Akurijo
Etym.:
T Akurijo
.
znw.
Akurijo-indiaan.
vgl akuri 'goudhaas'.
akurimopi
Etym.:
Wp akusimoi
.
znw.
indigoslang.
Drymarchon corais (Colubridae).
Ref.: akuri mopi
akuro
ww-ov.
zacht maken, laten smelten.
akuru
Etym.:
Pm akuru
.
b::
jakururu.
znw.
modder, klei.
Ref.: akuru
akusa
Etym.:
T akusa, Wj akusa, Pm akusa, M akusa, Wp
kakusa, Sp aguja
.
b::
jakusary.
znw.
naald.
Ref.: akusa
akusiwai
Etym.:
Wj kurimao, Wp akusiwai
.
znw.
kleine staartagouti, konijntje.
Myoprocta acouchy (Dasyproctidae).
Ref.: akusiwei
akuta
Etym.:
T akuuta
.
ww-onov.
zacht worden, smelten.
Ref.: aku
[Aanmerking: bv teer, brood]
aku`to
ww-ov.
van modder voorzien, van klei voorzien.
Ref.: nuno
akutuma
ww-ov.
troebel maken, ondoorzichtig maken.
(w)otakutuma
ww-med.
zich troebel maken, zich ondoorzichtig maken.
Ref.: akutu
akutun
znw.
troebeligheid.
Ref.: akutu
akutuno
ww-ov.
troebeligheid toevoegen aan.
akuwama
znw.
(soort) kikker.
Ref.: poloru
akuwama`i
znw.
plevier.
Charadriidae.
Ref.: akuwamai
[Aanmerking: HM166 E139]
aku`wi
znw.
(soort) vis.
Ref.: aku'i
[Aanmerking: Sr agu-noso]
aky
Etym.:
Ap aky, Kp aky
.
znw.
vuil, onreinheid, boze geest, ramp, plaag, verwildering.
Ref.: akï
mauru akyry '(soort) hagedis [Anolis chrysolepis (Iguanidae)], (soort) kevertje', akywano 'ramp, plaag (in het algemeen)'.
aky`ka
ww-ov.
(tegen zich) aandrukken, beknellen, knijpen.
akyka
ww-ov.
van een boze geest verlossen.
(w)otakyka
ww-med.
zich van een boze geest verlossen.
akykywa
znw.
(soort) liaan.
Smilax-soorten (Smilacaceae).
Ref.: akïkïwa
aky`mamy
ww-onov.
langzamerhand rommelig worden.
aky`manka
ww-ov.
langzamerhand rommelig maken.
aky`me
bnw.
benauwd, onopgeruimd, rommelig, niet pluis.
Ref.: akï
(w)otaky`no`ka
ww-med.
zich ineendrukken, zich samenpersen.
Ref.: akïnoka
aky`pa
bnw.
zonder boze geest.
akypy
Etym.:
T akyky
.
ww-onov.
ineengedrukt worden, zich verdikken.
Ref.: akïpu
akypy`po 'room'.
akyta
ww-onov.
in gevaar zijn, geplaagd worden, geestelijk onrein zijn.
aky`to
ww-ov.
een boze geest bezorgen, met boze geesten verpesten, rommelig maken.
(w)otaky`to
ww-med.
zich een boze geest bezorgen, zich rommelig maken.
aky`ty
b::
aky`ty.
znw.
ineengedrukt of samengeperst geheel, knot.
unsenano aky`ty 'haarknot'.
Amakaina
znw.
Amakaina.
verlaten dorp bij de monding van de Marowijne.
amamai
znw.
papyrus-plant.
Cyperus papyrus (Cyperaceae).
amamin
Etym.:
T emamin
.
b::
emamin.
znw.
werk.
Ref.: emami
a`mamy
Etym.:
Kp a`mamy
.
ww-onov.
zwellen.
Ref.: amamu
bv bij een wond of een infectie.
Amana
znw.
Amana.
geest die meisjes meeneemt onder water.
amana
Etym.:
T amana, Sr amana
.
znw.
(soort) palm.
Bactris gasipaes (Palmae).
Ref.: amana
Amanakuwa
znw.
Amanakuwa-rivier.
[Aanmerking: b]
Amana Wa`je
znw.
Elizabethskreek.
Ref.: Amanawa'u
Amana Wa`je 'boomvruchtpitten van Amana'.
amanoporan
znw.
(soort) plant.
Sapium monatanum (Euphorbiaceae).
amapa
Etym.:
Wp amapa, Sr (a)mapa
.
znw.
(soort) boom.
Parahancornia amapa (Apocynaceae).
Ref.: amapa
amapeja`u
znw.
leljacana, jassana.
Jacana jacana (Jacanidae).
[Aanmerking: HM80]
amara`u
znw.
(soort) palm.
Bactris maraja (Palmae), Bactris major (Palmae).
Ref.: amara'ü
amarijo
Etym.:
Sp amarillo
.
znw.
gele kleur.
a`me
ww-ov.
afvegen, schoonvegen.
(w)ota`me
ww-med.
zich afvegen, zich schoonvegen.
ame
Etym.:
T ame, Wj ame, Ap eme, Pm ameka
.
ww-ov.
likken, proeven, eten.
gezegd bij dikkere vloeistoffen zoals soep of ijs.
(w)otame
ww-med.
zich likken, zich eten.
Ref.: ame
amekun
Etym.:
T vmekun/emekun, Wj emekun, Ap omeku, Kp
emekun, Pm emekun, M emekon
.
b::
amekun.
znw.
pols.
Ref.: amekun
amekunty
Etym.:
Ap emekunty
.
b::
amekunty.
znw.
armband.
Ref.: amekun
amekuntynano 'brede armband'.
amema
ww-ov.
opzij dringen, wegduwen.
(w)osamema
ww-med.
aan de kant gaan.
Ref.: amema
[Aanmerking: vgl emima]
amemy
Etym.:
T amemy, Ap amemy
.
ww-ov.
oprollen, ineendraaien, dichtknopen.
ook: 'met de rammelaar zwaaien om, als medicijnman behandelen'.
(w)otamemy
ww-med.
zich oprollen, dichtgeknoopt raken, gehandicapt worden.
Ref.: amemu
a`menka
Etym.:
T amenka
.
ww-ov.
overhoop halen, onderzoeken.
awokuru sa`menkaje 'ik roer je drank'.
(w)ota`menka
ww-med.
zich overhoop halen, zich onderzoeken.
Ref.: amemu
amepo
Etym.:
Ap emepo
.
b::
emepory.
znw.
goed gedrag, fatsoen, succes.
amepo po nyton 'hij heeft een succesvolle tocht gemaakt',
yjemepory po terapa wa 'ik weet al hoe ik succes moet boeken'.
amepy
Etym.:
Wj emepy, Kp emu`
.
b::
emepy.
znw.
voorhoofd, steile oever.
Ref.: emepü
amesaika
ww-ov.
van een helling laten afrollen, een lawine veroorzaken in.
(w)otamesaika
ww-med.
van een helling afrollen, als een lawine naar beneden komen.
[Aanmerking: of: emesaika? kynomesaikano?]
amesakama
ww-ov.
scheef houden, gekanteld houden.
ame`suruku
b::
eme`surukuru.
znw.
wenkbrauw.
Ref.: emesurukuru
ameta
znw.
buitenbocht, inham.
ametary ta 'in de inham'.
ame`tai
Etym.:
Wj ametai
.
b::
eme`tairy.
znw.
helling, steilte, steile rand, afgrond.
Ref.: ametai/emetai
[Aanmerking: vgl emetaka en A: emetary 'gebeente boven het oog']
ame`tarai
b::
eme`tarairy.
znw.
steilte, afgrond.
Ametary
znw.
Kalebaskreek.
Ref.: Ametarï
plaats bij een buitenbocht in de Coppename-rivier.
amika
Etym.:
T amika
.
ww-ov.
graven in, delven in, opgraven, tevoorschijn graven.
nono samikaje 'ik graaf in de grond', wewe mity samikaje 'ik graaf een boomwortel op'.
(w)otamika
ww-med.
in zichzelf graven, zich opgraven.
Ref.: amika
ami`po
znw.
uitgedroogd restant, drap.
Ref.: amipo
kasiri ami`po 'drap van de kassavedrank'.
ami`poka
ww-ov.
tot een uitgedroogd restant maken.
ami`pota
ww-onov.
een uitgedroogd restant worden.
amiriri`ko
ww-ov.
laten verschrompelen, rimpelen, krullen, laten golven.
amiririky
znw.
verschrompeling, rimpeling, krul, golf.
Ref.: miri
amiririky`pa
bnw.
niet verschrompeld, niet rimpelig, niet krullerig ; niet golvend.
amiriri`ta
ww-onov.
verschrompelen, rimpelig worden, zich krullen ; golven krijgen.
(w)otamiromo`ka
ww-med.
lastig gevallen worden, zich irriteren, zich bezorgd maken.
amiromopy
ww-onov.
geïrriteerd raken, zich ergeren.
amity
ww-ov.
fijnmalen, platpersen.
vruchten tot sap, maïs tot meel, persoon tot moes (bij auto-ongeluk).
(w)otamity
ww-med.
zich fijnmalen, zich platpersen.
amo`
Etym.:
Wj amosety, Ap amity
.
b::
amo`ty.
znw.
snoer.
Ref.: amotï
amo
Etym.:
T amo, Wj amo
.
ww-ov.
beklagen, huilen over, (be)rouw hebben over.
(w)otamo
ww-med.
klagen, huilen.
Ref.: amo
a`moi
ww-ov.
omlaag schudden, omlaag laten zakken.
matapi sa`moija 'ik schud de inhoud van de matapi omlaag',
yjerepary sa`moija 'ik laat mijn eten naar de maag zakken'.
(w)ota`moi
ww-med.
zich omlaag schudden.
bv bij sex.
amoika
Etym.:
Wj moi
.
ww-ov.
geloven, betrouwbaar achten.
(w)otamoika
ww-med.
in zichzelf geloven, opschepperig doen.
Ref.: amuika
amo`iky
Etym.:
T amiky/amiku, Wj amiku, Ww ameky, Kp
amuky, Pm amiky
.
ww-ov.
oprapen, oppakken.
van veel kleine dingetjes bij elkaar, bv rijst, bladeren.
a`moity
b::
a`moity.
znw.
wegspoelmiddel.
ajerepary a`moity 'drankje om het eten te laten zakken'.
a`moka
ww-ov.
brokkelig maken, verpulveren.
(w)ota`moka
ww-med.
zich verbrokkelen, verpulverd worden.
amo`ka
Etym.:
Wj amosetka
.
ww-ov.
het snoer wegnemen van.
amo`ma
Etym.:
T amyina, Wj amumna
.
bnw.
niet gierig, gul.
amo`mere`ko
ww-ov.
rond maken, tot een bol of bal maken.
amompo
ww-ov.
naar binnen laten halen.
amomy
Etym.:
T enmymy, Wj amvmy
.
ww-ov.
naar binnen halen, uit de open lucht halen.
(w)otamomy
ww-med.
zich naar binnen halen, zich uit de open lucht halen.
Ref.: amomu
amon
Etym.:
Pm amumpa
.
znw.
gierigheid, hebberigheid, inhaligheid.
amon pe 'gierig, hebberig'.
amona
ww-onov.
gierig worden, hebberig worden.
amono`ke
bnw-az.
te kort schietend (voor), gebrekkig (voor), niet genoeg (voor).
Ref.: amono
yjainary amono`ke na 'hij (de ring) is te klein voor mijn hand'.
amonopy
Etym.:
T amvnvpy, Ap amonopy
.
ww-ov.
missen, niet raken.
Kari`na auran samonopyi 'ik heb een fout gemaakt bij het 'spreken van Karaïbs'.
(w)otamonopy
ww-med.
mislopen, tekort schieten.
Ref.: amono
[Aanmerking: vgl Jc 1:17]
a`mo`pa
bnw.
niet brokkelig, niet pulverig.
amore
Etym.:
T amore
.
znw.
magie, bezweringskunst.
Ref.: amore
amore`pa
bnw.
zonder medicijnmanservaring.
Ref.: amore
amorepa
Etym.:
T amore`tv, Ap amorepa
.
ww-ov.
van (medicijnmans)kunst voorzien, onderwijzen in de medicijnmanskunst ; als medicijnman behandelen, bezweren.
(w)otamorepa
ww-med.
in de medicijnmanskunst ingewijd worden.
Ref.: amore
a`moro
Etym.:
Kp a`moro
.
znw.
broosheid.
amoro
Etym.:
T vmv, vmvnjamo, Wj vmv, vmvramkom, Ap
omoro, amarokomo, Ww amoro, amjamro, Kp
amvrv, amvrvnokon, amjamro, Pm amvrv, amvrvnokon, M amyry
.
m::
amyjaron.
vnw.
jij.
Ref.: amoro
amorompo 'jij voor jezelf, jij alleen'.
a`morota
Etym.:
Pm jamorota
.
ww-onov.
broos worden.
amosaika
ww-ov.
vingernagels knippen bij.
(w)otamosaika
ww-med.
zich de vingernagels knippen.
Ref.: amoseikï
amosaiky
Etym.:
T amoi, Wj amosai
.
znw.
vingernagel.
Ref.: amoseikï
urukureja amosaikyry '(soort) liaan', V: ainamoikyry pi`po 'nagelriem'.
a`mota
Etym.:
Pm amota
.
ww-onov.
brokkelig worden, poederachtig worden.
amo`to
Etym.:
Wj amoseptv, Ap ami`to
.
ww-ov.
van een snoer voorzien, aan een snoer rijgen.
(w)otamo`to
ww-med.
zich van een snoer voorzien.
Ref.: amotï
a`moto`ko
ww-ov.
bolvormig maken, samenballen.
aina a`moto`ko`po 'vuist'.
a`motoky
znw.
samengebaldheid, rondheid.
ampaika
ww-ov.
tot een massa maken, verpletteren.
ampaita
ww-onov.
een massa worden, zich ophopen.
ampa`ko
ww-ov.
dik maken, papperig maken.
ampaky
znw.
dikte, papperigheid.
amparari
znw.
(soort) boom.
Ambelania acida (Apocynaceae).
Ref.: ambarari
ampari`ko
ww-ov.
klein van gestalte maken, gedrongen maken.
ampariky
znw.
kleinheid van gestalte, gedrongenheid.
ampariky`pa
bnw.
niet klein van gestalte, niet gedrongen.
ampari`ta
ww-onov.
klein van gestalte worden, gedrongen worden.
ampa`ta
ww-onov.
dik worden, papperig worden.
ampi
znw.
breedte.
[Aanmerking: samentrekking van akompi?]
ampi`mo
ww-ov.
de breedte breken van, opvouwen.
ampopoty
ww-ov.
in stukken breken, (V:) dubbelvouwen, opvouwen.
ampoty
ww-ov.
vouwen, knakken, breken.
pyrata ampoty 'geld wisselen voor kleingeld', ywo`my sampo`sa 'ik vouw mijn kleren'.
(w)otampoty
ww-med.
stukgaan, aan stukken gaan.
Ref.: ambotï
atampoty`po 'spanrups, spanner' [Geometridae].
[Aanmerking: L321 L325]
ampume
ww-ov.
tot een knot vormen.
Ref.: ambu
ampuse`ko
ww-ov.
bollen, holvormig-vlak maken.
ampuseky
znw.
geboldheid, holvormig vlak.
bv een zeil in de wind.
ampuse`ta
ww-onov.
gebold worden, een holvormig vlak krijgen.
amputairo
ww-ov.
een knik bezorgen, verbuigen.
amputaita
ww-onov.
een knik krijgen, verbogen worden.
amu`n
Etym.:
Kp aimutun, Pm aimutun, M aimutun
.
znw.
witheid, witte kleur, zilver.
Ref.: amu
amu`nympo 'wat een beetje wit is, zilver'.
amu`na
ww-onov.
wit zijn, wit worden.
Ref.: amu
amupi`po
b::
emupi`po.
znw.
huid van het scrotum.
amuriri
znw.
verfrommeldheid, ineengeproptheid.
amuririta
ww-onov.
verfrommeld worden, ineengepropt worden.
amy
Etym.:
Ap amo, Kp amy, Pm amy
.
ww-ov.
bouwen.
(w)otamy
ww-med.
bezig zijn met bouwen.
Ref.: amu
amy
Etym.:
Wj amu
.
tlw.
een.
Ref.: amu
o`win amy 'eentje', amy jako 'een andere keer', amy me 'op een andere manier, anders', amy po 'ergens anders', amympo po 'hier en daar, nu en dan', amympo me 'soms'.
amyija
b::
emyijary.
m::
amyijanon.
znw.
meisje, jonge vrouw.
Ref.: amuya
amyija me man 'zij is knap (van uiterlijk)'.
amyija`ko
b::
emyija`kory.
m::
amyija`tyi.
znw.
meisje.
Ref.: amuyako/omuyako
8-16 jaar.
amyijame
bnw.
mooi (als een meisje), knap.
Ref.: amuya
amy`ma
bnw.
zonder verpakking.
amyne
bnw.
bezitterig.
Ref.: emane
a`mynka
Etym.:
Ap amonka
.
ww-ov.
naar binnen doen.
(w)ota`mynka
ww-med.
zich naar binnen laten gaan, tot inkeer komen, zich bezinnen ; mediteren.
Ref.: amonka
amy`no
ww-ov.
snelheid geven.
[Aanmerking: cb of: zich haasten?]
amynto
ww-ov.
verpakken, inpakken.
amyra`u
znw.
spijkerhout.
Mouriria crassifolia (Melastomaceae).
Ref.: amura'ï
a`na
Etym.:
Pm anna
.
ww-onov.
bijeenkomen, zich verzamelen.
ana
Etym.:
Wp ana
.
znw.
(soort) boom.
Omphalea diandra (Euphorbiaceae).
ook sito genoemd.
ana`akyry
znw.
(soort) rups.
[Aanmerking: L308]
ana`i
Etym.:
Wp nana`i
.
znw.
(soort) ananas.
Ananas ananassoides (Bromeliaceae).
Ref.: ana'i
anakapyja
Etym.:
Kp anakja`
.
znw.
kraagpapegaai.
Deroptyus accipitrinus (Psittacidae).
[Aanmerking: HM210 E171 P&P: manakapoeja]
anakara
znw.
(soort) boom.
Inga-soort (Mimosaceae).
[Aanmerking: grote waiki]
anakoko
Etym.:
Wp onokoe
.
znw.
(soort) plant, (soort) vrucht.
Ormosia-soorten (Papilioniaceae).
Ref.: anakoko
wo`i tano anakoko '(soort) boom [Ormosia paraënsis (Papilionaceae)]'; verder wordt er onderscheid gemaakt tussen
typuru anakoko en tapiren anakoko.
[Aanmerking: Wp Ormosia nobilis]
anaku
b::
enakuru.
znw.
traan.
Ref.: enakuru
a`nano`po
ww-ov.
via een ander zich laten verzamelen.
a`nanopy
Etym.:
Pm annanvpy
.
ww-ov.
bijeenbrengen, verzamelen.
(w)ota`nanopy
ww-med.
bijeenkomen, zich verzamelen.
Ref.: ananopu
anapa`wura
znw.
kwak.
Nycticorax nycticorax (Ardeidae).
Ref.: anaba'ura
[Aanmerking: HM71 E66]
anareko
znw.
(soort) ananas.
Bromeliaceae.
Ref.: anarïko
anari
Etym.:
T enarin, Kp enari, Pm enari
.
b::
enariry.
m::
anarinon.
znw.
angst, bangheid.
anarime
bnw.
beangstigend, gevaarlijk, griezelig.
ana`sa
b::
ena`sary.
znw.
keel.
Ref.: enasarï
ana`sa punu 'onderkin, halskwab'.
ana`santy
b::
ena`santy.
znw.
halsband, halsketting.
ana`sato
b::
ena`satory.
znw.
keelgat, slokdarm.
ana`sityky
b::
ena`sitykyry.
znw.
eindstukje, laatste onderdeeltje.
siku ena`sityky`po 'laatste druppel urine'.
[Aanmerking: lpb vgl aposityky en sikyi]
ana`ta
Etym.:
T ouna, Wj vsena, emna, Ap ouna, eunary, Ww
ewna, Kp enna, Pm euna
.
b::
ena`tary.
znw.
uiteinde, eindstuk, neus, slurf.
Ref.: enata
mo`ko ena`tary typosi`ke man 'zijn neus is puntig', oma ena`tary `wa kytuntai 'we zijn aan het eind van de weg aangekomen'.
anau
Etym.:
T enauty
.
b::
enauty.
m::
anaunan.
znw.
zuster.
Ref.: enautï
door jongens gezegd van: (a) zuster, (b) vaders broers dochter, en (c) moeders zusters dochter.
ana`y
znw.
(soort) boom.
Himatanthus articulata (Apocynaceae), Plumeria articulata (Apocynaceae).
aneka
b::
enekary.
znw.
halssnoer.
Ref.: eneka
aneka pokono 'kettinghanger'.
ane`to
znw.
(soort) kassave.
met grote gewrichten.
aneto
Etym.:
Ap oneto
.
znw.
iemand die (te) veel ziet, nieuwsgierig iemand.
animare
Etym.:
Sp animal
.
znw.
zoogdier.
anka
ww-ov.
in een warboel laten verdwijnen, wegvegen, uitwissen ; afbreken.
ankai
znw.
kromming, boog, ronding.
ankairo
ww-ov.
krombuigen, rondbuigen.
ankama
ww-ov.
doen overhellen, op zijn zij leggen, scheef zetten.
(w)otankama
ww-med.
overhellen, op zijn zij gaan liggen.
Ref.: anga
ankara
Etym.:
Sr ankra, N anker
.
b::
jankarary.
znw.
anker.
ankena
Etym.:
T ankana
.
znw.
plaats achter een bocht, stuk lagere bodem.
ankenary taka of ankenaka 'om de hoek of achter een helling (verdwijnend)'.
ankena`pa
bnw.
zonder (beschuttende) bocht, zonder lager gelegen terrein.
ankenata
ww-onov.
een (beschuttende) bocht krijgen.
Ankeresi
Etym.:
Pm inkresi, F anglais
.
znw.
Engelsman.
ankoky
Etym.:
T ankopy
.
ww-ov.
kapotkauwen, kapotbijten.
ankoroi
znw.
loodkleurigheid, loden kleur.
anku
znw.
holte, uitdieping, uitholling.
Ref.: angu
akata ankuru 'lies'.
anku`pa
bnw.
zonder uitdieping, niet uitgehold.
ankuro
ww-ov.
uithollen, uitdiepen.
ankuta
ww-onov.
een uitdieping krijgen, uitgehold worden.
anky`sa
Etym.:
Sr angisa, E handkerchief
.
b::
janky`sary.
znw.
schouderdoek met franje.
ano
Etym.:
Ap ano
.
znw.
droogheid.
a`no`ka
Etym.:
T anno`ka, Wj anvpka, Pm anvka
.
ww-ov.
vullen, vol laten worden.
(w)ota`no`ka
ww-med.
zich vullen, zich vol maken.
Ref.: anopu
anoka
Etym.:
T anoka, Wj anoma, Pm anoka
.
ww-ov.
(boven een vuur) drogen, roken.
(w)otanoka
ww-med.
zich (boven een vuur) drogen, zich roken.
Ref.: ano
[Aanmerking: V anokatopo 'handdoek']
a`noky
znw.
volheid, gevuldheid.
anoky
Etym.:
Pm anoka
.
ww-ov.
bijschaven, bijsnijden, (met een mes) bijwerken.
(w)otanoky
ww-med.
zich bijschaven, zich bijsnijden.
Ref.: anokï
a`nopy
Etym.:
T a`nvpy, Wj anvpy, Pm anvpy
.
ww-onov.
vol worden.
Ref.: anopu
anota
ww-onov.
gerookt worden.
Ref.: ano
anse
b::
ansety.
znw.
lendenen, onderrug.
Ref.: ansetï
anse`pa
bnw.
zonder lendenen, zonder onderrug, zonder achterstuk.
ansepu`to
ww-ov.
aan de achterkant dichtmaken.
Ref.: asepotï
vgl apuru 'bedekken, dichtmaken'.
anseputy
b::
anseputy.
znw.
bedekking aan de achterkant.
Ref.: asepotï
vgl apuru 'bedekken, dichtmaken'.
ansesurapan
znw.
horizontale zolderbalk aan de achterkant.
Ref.: asasuraban
ansetaputy
b::
ansetaputy.
znw.
bedekking aan de achterkant.
anse`to
ww-ov.
een achterstuk bezorgen.
ansewakapu
znw.
verticale post aan de achterkant van het huis.
Ref.: asawakapuru
anty`ka
ww-ov.
de staart weghalen van.
antyky
Etym.:
Wj antyky, Ap antyky
.
znw.
staart.
Ref.: andïkërë
arawata antykyry '(soort) varen [Cassipourea guianensis (Rhizophoraceae)]', kamisa antykyry 'van achteren omlaag hangende lendendoek', kujari antykyry '(soort) varen', wajamaka antykyry '(soort) liaan', woko antykyry '(soort) varen'.
antyky`ka
ww-ov.
de staart beknellen van, in de staart knijpen van.
(w)otantyky`ka
ww-med.
zich de staart beknellen, zich in de staart knijpen.
Ref.: andïkërë
anty`mo
ww-ov.
laten zitten, neerzetten.
anty`ta
ww-onov.
een staart hebben, een staart krijgen.
anuja
b::
enujary.
znw.
ooghoek.
yjenujary me roten wo`potyi 'ik heb alleen uit mijn ooghoek gekeken'.
anu`kaiky
b::
enu`kaikyry.
znw.
traanogigheid.
anukara
b::
enukarary.
znw.
rand van het gezichtsveld.
yjenukarary me wo`po`sa 'ik concentreer mijn aandacht op de rand van mijn gezichtsveld'.
anuko`we
znw.
traan, oogsmeer.
[Aanmerking: lvb]
anu`kyin
b::
enu`kyiny.
znw.
waas, dofheid.
anumy
Etym.:
Wj anymy, Ap anymy, Ww anymy, Kp anvmy, Pm
anumy, M anumy
.
ww-ov.
opnemen, tevoorschijn halen, omhoog brengen, optillen.
(w)otanumy
ww-med.
zich opnemen, zich optillen.
Ref.: anomu
anupai
b::
enupaity.
znw.
ooglapje, blinddoek.
anupikiri
b::
enupikiriry.
znw.
gevlochten mandje met kleine mazen.
anupi`po
Etym.:
Kp enupipy
.
b::
enupi`po.
znw.
ooglid.
Ref.: epi
anupipo
Etym.:
Ap empi`po, Kp enusipo`, Pm enusipo`
.
b::
enupipoty.
znw.
wimper.
anupurereky
b::
enupurerekyry.
znw.
vocht afscheidende oogontsteking.
anusin
b::
enusiny.
znw.
oogwarmte, zonnewarmte.
anuwana
Etym.:
Pm anwana, A anwana
.
znw.
koningsgier.
Sarcorhamphus papa (Cathartidae).
Ref.: anuwana
de koningsgier wordt beschouwd als de leider van de gieren.
[Aanmerking: HM88 E86]
(w)otany`ko
ww-med.
zich ziek maken, ziek worden.
Ref.: anïki
anyky
Etym.:
Pm ene`
.
znw.
ziekte.
Ref.: anïki
anyky pe man 'hij is ziek'.
anyky`pa
bnw.
zonder ziekte, niet ziek.
Ref.: anïki
any`ma
Etym.:
Wj anvma
.
ww-ov.
verzieken, bederven.
any`pe
Etym.:
Pm ene`pe
.
bnw.
(altijd) ziek, ziekelijk.
any`ta
ww-onov.
ziek worden.
Ref.: anïki
apa
Etym.:
T apa, Ap apa, Kp apa, Pm apai, M apa
.
ww-onov.
zakken, omlaag gaan, minder worden.
Ref.: apa
(tuna) kynapanon 'het wordt eb', enurumpo tapa man 'zijn oog is uitgedroogd', piripiri tapa man 'het water in het moeras is gezakt'.
apakani
Etym.:
Wp japakani
.
znw.
roofvogel.
Accipitridae, Falconidae.
Ref.: apakani
[Aanmerking: HM90 98 104 116 Wp Morphnus guianensis (Accipitridae)]
apakaniran
znw.
(soort) boom.
Ref.: apakaniran
[Aanmerking: Sr mamantem-udu, Stryphnodendron flammatum (Mimosaceae)? vgl kuwataweri]
apakarata
ww-onov.
miezerig worden, met weinig druppels vallen.
konopo kynapakaratanon 'de regen houdt bijna op'.
apa`no`ka
Etym.:
Pm apainvka
.
ww-ov.
dempen, droogleggen.
sakau ke kapa`no`kaje 'ik gooi zand op je'.
apara
znw.
doorzichtigheid, met doorzicht naar de verte.
Ref.: aparari
bv oerwoud zonder dichte plantengroei, regen met weinig druppels.
apara
[ápara]
Etym.:
Sr apra, N appel
.
znw.
appel.
Malus communis (Rosaceae).
Ref.: ton
Aparai
Etym.:
Wj Aparai, Ap Aparai
.
znw.
Apara`i-indiaan.
apara`kari
znw.
kleine staartagouti, konijntje.
Myoprocta acouchy (Dasyproctidae).
vgl akusiwai.
apara`pa
bnw.
ondoorzichtig, zonder doorzicht naar de verte.
aparata
ww-onov.
doorzichtig worden, doorzicht naar de verte krijgen.
apari
znw.
(soort) plant.
Turnera ulmifolia (Turneraceae).
apariju
znw.
(soort) boom.
Avicennia-soorten (Avicenniaceae).
Ref.: apari'ë
aparijuran
znw.
(soort) struik.
Scoparia dulcis (Scrophulariaceae).
Ref.: apari'iran
aparita
znw.
(soort) vis.
Megalops atlanticus (Megalopidae).
Ref.: aparika
aparita pi`po 'gulden'.
[Aanmerking: Sr trapoen]
aparitono
znw.
(soort) plant.
Comolia vernicosa (Melastomaceae).
apata`pona
az.
(bekneld) tussen.
yjemamin apata`pona 'tussen mijn werk door'.
apaton
Etym.:
T apoto
.
b::
epaton.
znw.
helper, assistent.
apa`wuwa
Etym.:
Wp kupaywa, P copaïba
.
znw.
(soort) boom.
Copaifera guianensis (Caesalpiniaceae).
Ref.: apa'uwa
apei`ma
bnw.
zonder (tegen)stroming.
Ref.: apei
apein
znw.
stroming, stroom.
Ref.: apei
a`pekuma
ww-ov.
dubbelvouwen, in elkaar haken.
yjapory sa`pekumaje 'ik doe mijn armen over elkaar',
moro wewe apory sa`pekumaje 'ik hang die boomtak over een andere'.
apekyi
znw.
bitterhout.
Quassia amara (Simaroubaceae).
Ref.: pekui
a`pemy
ww-ov.
in het gelid brengen, aaneengroeperen, weven, breien, knopen.
(w)ota`pemy
ww-med.
zich in het gelid brengen, zich aaneengroeperen, zich aaneenknopen.
Ref.: apemu
a`penty
b::
a`penty.
znw.
wat in het gelid houdt, dwarsdraad (bij het weven), tromhoepel ; hoofdband.
Ref.: pendï
apepai
znw.
naar buiten buigende rand aan een cilindervormig iets.
apepai`pa
bnw.
zonder naar buiten buigende rand aan een cilindervormig iets.
apepairo
ww-ov.
een naar buiten buigende rand maken aan.
apepaita
ww-onov.
een naar buiten buigende rand krijgen.
apepe
znw.
(soort) duif.
Columbidae.
[Aanmerking: HM190]
(w)ota`pereika
ww-med.
zich wegsmijten.
[Aanmerking: maar vgl àpirika]
aperemu
Etym.:
Wp aperemu`y
.
znw.
(soort) boom.
Guatteria guianensis (Annonaceae).
Ref.: aperemu
apesija
znw.
(soort) boom.
Ref.: apesiya
apeta
ww-onov.
een last dragen.
[Aanmerking: lvb Sp: cargar una mata]
a`peto
znw.
begaanbaarheid, toegankelijkheid.
a`petoro
ww-ov.
begaanbaar maken, toegankelijk maken.
(w)ota`petoro
ww-med.
zich begaanbaar maken, zich toegankelijk maken.
apetorota
ww-onov.
een buisvormige holte krijgen.
api
Etym.:
Kp api
.
znw.
rode kleur, rode verfstof.
Ref.: api
apika
Etym.:
Wj akpika
.
ww-ov.
uitbreiden, uitspreiden, openleggen.
(w)otapika
ww-med.
zich uitbreiden, zich uitspreiden, opengaan.
Ref.: api
api`pa
bnw.
niet rood, niet rijp.
Ref.: api
apipa
ww-ov.
rood verven.
apipin
Etym.:
T apipi(me)
.
m::
apipinkon.
znw.
ondiepte.
Ref.: apipi
apipin me 'ondiep'.
apipo
b::
epipoty.
znw.
wimper.
apipoky
ww-ov.
het onkruid wegslaan van, kort slaan.
(w)otapipoky
ww-med.
zich het onkruid wegslaan.
Ref.: apipokï
apipo`ma
bnw.
niet breed, niet wijd, nauw.
apipon
znw.
breedte, wijdsheid, ruimte.
apiri
znw.
grove kruimel, kruimelafval.
apiri`po of y`kere japiri`pory 'afval bij het kassave zeven'.
a`pirika
Etym.:
Kp apirika
.
ww-ov.
kleine stukjes afnemen van.
(w)ota`pirika
ww-med.
stukjes verliezen, in stukjes uiteenvallen.
[Aanmerking: maar vgl pirika]
apiriki`ki
znw.
(soort) uil.
Strigidae.
[Aanmerking: HM228 HM238 (of: apirikinki(n)?)]
apiripo
znw.
(soort) schildpad.
Ref.: apiripo
eetbaar.
apiro
ww-ov.
rood maken, beschilderen, verven, rijp maken.
apirotopo wewe 'verfkwast'.
(w)atapiro
ww-med.
zich rood maken, zich beschilderen.
Ref.: api
apita
ww-onov.
rood zijn, rood worden, rijpen.
Ref.: api
apiwanai
znw.
(soort) plant.
Eugenia wullschlaegeliana (Myrtaceae).
[Aanmerking: of apiwanau?]
a`po
znw.
knisperigheid, knapperigheid, droge breekbaarheid.
apo
Etym.:
T apv, Wj apv, Ap apo, Ww apo, Kp apv, Pm
apue
.
znw.
arm, stek.
Ref.: apo
apo
Etym.:
Wj apo, Ap apo, Ww ape, Kp apo, Pm apue
.
ww-ov.
voelen, proeven.
woryi sepuru apotopo '(soort) plant [Inga urnifera (Mimosaceae)]'.
apo
Etym.:
Wj apo
.
ww-ov.
(met een stamper) stampen op.
apoi
Etym.:
T apvi, Wj apvi, Ap apoi, Ww a`si, Kp a`si, Pm
apisi, M apisi
.
ww-ov.
pakken, nemen, kiezen, kopen.
apoitopo 'handvat', ata`nano`topo jururu kynapoijan 'het uur van de vergadering breekt aan', auranano kynotapoijan 'er vindt een gesprek plaats', moro iworuparykon anapoi`pa wa 'ik kan dat geklets van ze niet verdragen', a`si`ko kapo`i 'ik heb je mooi beet gehad'.
(w)otapoi
ww-med.
vast komen te zitten, zich vasthouden, elkaar vasthouden ; slaags raken, trouwen.
Ref.: apoi
atapoiko 'houd vol!', wa`to kynotapoijan 'het vat vlam'.
apoipo
ww-ov.
laten pakken, hechten, vastplakken.
apoipotopo 'lijm, plaksel'.
(w)otapoipo
ww-med.
zich laten pakken, zich hechten, zich vastplakken.
Ref.: apoi
apoje
Etym.:
T apoje, Wj apvwe
.
znw.
linkerkant, zwakke kant.
Ref.: apotu
apoje me 'linkshandig', yjainary apojery 'mijn linkerhand'.
apojento
ww-ov.
van een linkerkant voorzien.
apoje`pa
bnw.
zonder linkerhand.
Ref.: apowe
apojo`ma
bnw.
zonder boodschapper, zonder afgezant.
apojoma
ww-ov.
als boodschapper sturen, met een opdracht sturen, bestellen.
apojon
znw.
boodschapper, afgezant.
a`poka
Etym.:
Pm apueka
.
ww-ov.
uitdrogen, breekbaar drogen, knisperig maken, knapperig maken.
(w)ota`poka
ww-med.
uitdrogen, knisperig worden, knapperig worden.
apoka
Etym.:
Pm apueka, apuika
.
ww-ov.
de arm weghalen van.
apoku
znw.
lust, welbehagen, plezier.
apokuma
ww-ov.
ophitsen, activeren.
apokupe
bnw-az.
met plezier, bevallend.
Ref.: yapokupe
yjapokupe man 'het bevalt me, ik vind het plezierig, ik vind het grappig'.
a`po`ma
bnw.
zonder sprongen, niet springerig.
apoma
ww-ov.
de arm laten wenken van.
(w)otapoma
ww-med.
(met de arm) wenken, een gebaar met de arm maken.
apomomy
ww-ov.
de armen bijeenbinden van, boeien.
(w)otapomomy
ww-med.
zich de armen bijeenbinden, zich boeien.
apomy
ww-ov.
de armen binden van.
apo`n
Etym.:
T apvi, Ap apony, Kp apon, apono`, Pm apon, apono`, M apono
.
znw.
onderzetsel, draagvlak, fundament, zetel, zitplaats.
Ref.: aponï/ponë/aponano
apo`nano 'lange bank, zetel, stoel'.
apo`nynto
ww-ov.
een (zit)plaats geven, nestelen.
(w)otapo`nynto
ww-med.
zich een (zit)plaats geven, zich nestelen.
Ref.: mure
apopo
az.
op de arm van.
Ref.: po
yjapopo y`me saroja 'ik draag mijn kind op de arm'.
apopo`ma
bnw.
niet trefzeker, mis schietend.
Ref.: apopo
apopon
znw.
trefzekerheid.
Ref.: apopo
apopon pe 'trefzeker'.
aporemy
Etym.:
T apvremy, Ap aporesemy
.
m::
aporenjan.
znw.
eigenaar.
Ref.: aporemun
[Aanmerking: A: ook: taporemunke met een geest (zie maña)]
aporemynto
ww-ov.
van een eigenaar voorzien, tot eigendom maken, aan een man koppelen.
apori
Etym.:
T apvri, Wj apori, Ap apori, Kp apvri, Pm apueri
.
znw.
vleugel.
Ref.: apoli
aporika
ww-ov.
de vleugels weghalen, de vinnen weghalen.
aporime
znw.
vleugeltekening.
tokoro aporimery '(soort)_letterhout [Piratinera-soort (Moraceae)]'.
apori`to
Etym.:
Ap apori`to, Pm apueritv
.
ww-ov.
van vleugels voorzien.
aporito
az.
naast.
Ref.: apolito
aseporito of asaporito 'naast elkaar, op een rij'.
aporo
znw.
wollen stof, pluizige stof.
[Aanmerking: lvb A: 'mannelijk lid']
a`poro`ka
ww-ov.
tot verslikking brengen, verslikking veroorzaken bij.
(w)ota`poro`ka
ww-med.
zich verslikken, bij zichzelf verslikking veroorzaken.
aporomu
znw.
kruidje-roer-me-niet.
Mimosa pudica (Mimosaceae).
Ref.: aporomu
a`poromy
Etym.:
Kp a`pyrymy, Pm a`purumy
.
ww-ov.
doen opspringen, omhoog gooien.
Ak: ww-onov; to`koro a`poromyry 'letterhout [Piratinera guianensis (Moraceae)]'.
(w)ota`poromy
ww-med.
opspringen.
Ref.: aporomu
(w)ota`porompoty 'huppelen'.
(w)ota`poronka
ww-med.
zich laten opspringen.
[Aanmerking: v V: opspringen]
Aporuwaka
Etym.:
Wp apuraka
.
znw.
Apowac-rivier.
apo`sai
b::
apo`saity.
znw.
arm-en-been-stuk, rij ledematen.
Ref.: aposaipo
bv een hand bananen.
apo`saika
ww-ov.
een hand afsnijden van.
paruru sapo`saikaje 'ik neem een hand bananen weg'.
apo`sai`pa
znw.
zonder arm-en-been-stuk, zonder rij ledematen.
apose`ma
bnw.
zonder houvast, zonder wandelstok.
aposema
ww-ov.
houvast geven, met de handen laten grijpen.
(w)otaposema
ww-med.
zich houvast geven, vastpakkend bezig zijn.
aposen
b::
aposen.
znw.
houvast, wandelstok.
Ref.: apose
moro yjaposen me man 'dat is mijn wandelstok', yjaposen me aiko 'wees gearmd aan mijn zijde'.
aposijeky
znw.
kleine vinger, kleine teen.
[Aanmerking: l vgl apoweiry]
a`pota
Etym.:
Pm apueta
.
ww-onov.
door uitdroging breekbaar worden, uitdrogen.
apota
ww-onov.
een arm krijgen.
apo`tai
znw.
rij poten.
Ref.: apotai
apo`taika
ww-ov.
een rij poten weghalen van.
kusa sapo`taikaje 'ik haal de poten van de krab weg'.
apo`tai`pa
bnw.
zonder rij ledematen, zonder krabbepoten.
apotonto
ww-ov.
vergroten.
[Aanmerking: nO]
apo`tu`ma
bnw.
zonder rechterkant, zonder rechterhand, zonder kracht.
Ref.: apotu
apo`tun
Etym.:
T apvtun, Wj apvtun, Ap apotun, Wj apvtun
.
znw.
rechterkant, sterke kant.
Ref.: apotu
apo`tun pe 'met de rechterhand, krachtig', yjainary apo`tun 'mijn rechterhand'.
apo`tunka
ww-ov.
meer kracht geven, krachtiger maken, opvoeren.
ajeka`numyry apo`tunkako 'ren sneller!'.
apo`tunto
ww-ov.
van een rechterkant voorzien.
apoty
znw.
hoek, bocht.
Ref.: apotï
apotyry po 'op de hoek'.
apoty
Etym.:
Wj apvty
.
ww-ov.
stuktrekken.
(w)otapoty
ww-med.
(door getrek) stuk gaan.
Ref.: apotï
apoty`pa
bnw.
zonder hoek, zonder bocht.
Apotyrympo
znw.
Tapuhuku.
plaats aan een binnenbocht van de Marowijne.
apu
znw.
bodem.
Ref.: apuru
van een boot, van water.
apu
tsw.
houd op!
Ref.: ape
apuku
Etym.:
T e`ku
.
b::
epukuru.
znw.
boomsap, hars, gom, rubbersap.
Ref.: epu
apukuita
Etym.:
T pukuita, Wj akupuita, Ap apukuita, Wp pukwita
.
b::
japukuitary.
znw.
parelhout, peddel, roeispaan.
Aspidosperma-soorten (Apocynaceae).
Ref.: apukuita
tamu`nen apukuita 'wit parelhout [Aspidospermum marcgravianum (Apocynaceae)]', kapukuru japukuitary '(soort) boom [Swartzia remigifer (Papilionaceae)]', typuru apukuita '(soort) boom [Aspidosperma oblongum (Apocynaceae), Swartzia schomburgkii (Papilionaceae)]',
wokyry apukuita '(soort) boom [Siparuna decipiens (Monimiaceae)]'.
apukuri
znw.
(soort) boom.
ook ipuwa`pyn takini genoemd.
apuro
Etym.:
Wj apurv, Kp apurv, Pm apurv, M apury
.
ww-ov.
prijzen, complimenteren.
apuropo
ww-ov.
laten opscheppen, grootspraak laten uiten.
apuru
Etym.:
T apuru, Wj apuru, Ww ahru, Ap apuru, Pm
apuru
.
ww-ov.
(af)sluiten, dicht maken.
apurukuni
Etym.:
T purukuni, Wj apurukun, Ap apurukuni, Sr prokoni
.
znw.
(soort) boom, donkere verfstof.
Inga alba (Mimosaceae), Inga capitata (Mimosaceae).
Ref.: apurukuni
apuru`ma`ka
Etym.:
T apumaka, Ap apuru`maka
.
ww-ov.
openmaken.
apuru`po
znw.
dicht huis, huis met wanden.
Ref.: apurupo
apusuru
znw.
(soort) plant.
Sterculia pruriëns (Sterculiaceae), Sterculia excelsa (Sterculiaceae).
Ref.: apusuru
[Aanmerking: Sr okro-udu]
apu`to
ww-ov.
van bedekking voorzien, dichtmaken, afschermen.
(w)otapu`to
ww-med.
verstopt raken, zich afsluiten.
Ref.: aputo
aputy
b::
aputy.
znw.
bedeksel, dichtsel.
Ref.: apu
apy
Etym.:
Wj apy, Kp apoi
.
b::
apy.
znw.
hoogste deel van de rug, middenrug.
Ref.: apï
apy tano 'sperma'.
apyimanka
ww-ov.
talrijk maken, vermenigvuldigen.
apyimy
b::
apyimy.
znw.
veelheid, talrijkheid.
woto apyimy taka semaje sipi 'ik werp een net in de school vissen'.
apyjuju
znw.
stinkklier.
ziet eruit als een puist (juju) op de rug (apy), bijvoorbeeld bij een witlip-pekari.
apymyty
b::
epymyty.
znw.
pijlstokbindsel.
apynewa
znw.
tovermiddel om liefde op te wekken.
apyrere`u
znw.
maguari-ooievaar.
Euxenura maguari (Ciconiidae).
Ref.: aburere'u
[Aanmerking: HM76]
apyry
Etym.:
Ap epyry, Kp ipyry, Pm epyry
.
b::
epyryry.
znw.
bloesem, bloem.
Ref.: epuli
epyryrympo 'zaad', parana epyryry 'schijfkwal [Scyphomedusae]'.
apyry`mo
ww-ov.
naar binnen laten spatten.
apyrypy
ww-onov.
naar binnen spatten.
apyrysina
Etym.:
T vpvrisina, Wj peresinan, Sr apresina
.
znw.
sinaasappel.
Citrus sinensis (Rutaceae).
araina
Etym.:
Sr aranya, N oranje
.
znw.
(soort) sinaasappel.
Citrus aurantium (Rutaceae).
araita
znw.
(soort) plant.
Unonopsis rufescens (Annonaceae), Eugenia coffeifolia (Myrtaceae).
[Aanmerking: of: asaita]
Araitoko
znw.
Araitoko.
bepaalde geest, ziet er kort en gedrongen uit, misvormt mensen.
araja
znw.
(soort) krab.
Ref.: araya
arakaitu
znw.
(soort) krab, (soort) spin, (soort) liaan.
Ref.: alakaidu/alakairu/arakaiyu
arakaituran
znw.
(soort) plant.
Connarus coriaceus (Connaraceae).
arakaka
Etym.:
T warakakaimv, Kp arakaka, Pm arakaka, Sr arakaka
.
b::
jarakakary.
znw.
moerasschildpad, modderschildpad, katrol.
Rhinoclemmys punctularia (Emydidae), Kinisternon scorpioides (Emydidae).
Ref.: alakaka
[Aanmerking: Trionyx ferox?]
arakaposa
Etym.:
T arakapusa, Wj arakapusa, Ap arakaposa, Kp
arakapusa, Pm arakapusa, M arakupsa, Wp
arakausa, A arakabosa, Sp arcabuz
.
znw.
geweer.
Ref.: arakapusa
arakure
Etym.:
Wp warakuri
.
znw.
(soort) palm.
Desmoncus horridus (Palmae), Attalea-soort (Palmae).
Ref.: alakule
arakuseri
Etym.:
T arakoere, Wp warakuseri, A alakuseri, Sr
laksiri
.
znw.
(soort) boom, boomhars.
Protium aracouchini (Burseraceae), Caraipa-soorten (Clusiaceae).
Ref.: alakuseri
aramaja
znw.
bot.
Soleidae.
Ref.: aramaya
aramari
Etym.:
T aramari, Wj waramari, Pm aramari, Wp aramari
.
znw.
wurgslang.
Ref.: aramarï
[Aanmerking: T Wj Akurijo: boa constrictor? Pm: half slang, half mens]
aramiru
znw.
(soort) boom.
Eugenia cryptadena (Myrtaceae).
Ref.: alamiru
aramiruran
znw.
(soort) boom.
Macrosamanea discolor (Mimosaceae).
Ref.: alamiru
aramu
Etym.:
Sr alamu
.
znw.
(soort) plant.
Citrus decumana (Rutaceae).
aramuku
Etym.:
T eramuku, Wj eramuk
.
b::
eramukuru.
znw.
zweet, klamheid.
Ref.: eramu
aramuku pe 'zweterig'.
arapaiko
Etym.:
A arapaiko
.
znw.
moerasbuizerd, zwarthalsbuizerd, visbuizerd.
Busarellus nigricollis (Accipitridae).
Ref.: arapaito
[Aanmerking: HM98 E98 (of: Buteogallus aequinoctialis HM104? zo P&P)]
arapapa
Etym.:
Wp arapapa, Sr arapapa
.
znw.
schuitbekreiger, bootsnavel.
Cochlearius cochlearius (Cochleariidae).
Ref.: arapapa
[Aanmerking: HM72 E66]
arapari
Etym.:
Wp arapari
.
znw.
(soort) plant.
Macrolobium acaciaefolium (Caesalpiniaceae), Cassia quinquangulata (Caesalpiniaceae).
Ref.: alaparï
arapo
Etym.:
Wp sarapo
.
znw.
(soort) mesvis.
Gymnotus carapo (Gymnotidae).
Ref.: arapo
ararupira
Etym.:
Sr alampya
.
znw.
(soort) karperzalm.
Chalceus macrolepidotus (Charicidae).
Ref.: alarupira
arasai
Etym.:
Wp arapasu
.
znw.
muisspecht.
Dendrocolaptidae.
Ref.: arase
[Aanmerking: HM318 HM330 A: bruine borst en nek, geel op de vleugels, P&P: soort specht, Stenny: soort kleine krab; vgl kuwiritai?]
arasari
Etym.:
Pm arajari, P araçari, N arassari
.
znw.
groene toekan, zwartkeelarassari.
Pteroglossus aracari (Rhamphastidae).
[Aanmerking: HM292]
arasasa
znw.
spookkrab.
Ocypode quadrata (Ocypodidae).
ara`sawa
znw.
(soort) zoetwaterpantsermeerval.
Callichthyidae.
Ref.: karasawa
heeft stekels aan de zijkant; erg lekker.
arasikun
Etym.:
Wp arasiku, P araticum
.
znw.
(soort) plant, (soort) vrucht, boszuurzak.
Annona glabra (Annonaceae).
Ref.: arasigun
ook paka turu`po genoemd.
[Aanmerking: Wp Disciphania unilateralis (Menispermaceae)]
arasipana
znw.
houten slagzwaard in vorm lijkend op een peddel.
Ref.: arasipana
arasu
znw.
(soort) gif.
Ref.: arasu
arasuka
Etym.:
A arasoka, Wp arasuka
.
m::
arasukanon.
znw.
dik, zacht kassavebrood.
arata
Etym.:
Sr alata, N rat
.
znw.
rat.
Rattus-soorten (Muridae).
Ref.: alata
aratakuwa
znw.
(soort) plant.
Byrsonima coccolobifolia (Malpighiaceae).
aratapari
znw.
(soort) plant.
Cassia alata (Caesalpiniaceae).
Ref.: alatapari
arato
Etym.:
F radeau
.
znw.
vlot.
araturuka
znw.
tafelboom.
Cordia-soorten (Boraginaceae).
Ref.: araturuka
araurama
znw.
(soort) plant.
Sclerolobium-soorten (Papilionaceae).
tamu`nen araurama '(soort) boom [Sclerolobium albiflorum (Papilionaceae)]', typuru araurama '(soort) boom [Sclerolobium melinonii (Papilionaceae)]'.
arawai
znw.
schouderkist.
om spullen op de schouder mee te dragen; vgl kurukuru.
arawajapo
znw.
(soort) visje.
Ref.: arawauapo
3-4 cm, zwart.
arawana
znw.
(soort) vis.
Osteoglossum bicirrhosum (Osteoglossidae).
Arawari
znw.
Arawari-rivier.
grensrivier van het dodenrijk.
arawata
Etym.:
T arawata, Wj arawata, Ap arauta, Kp arawta, Pm
arauta, M arauta
.
znw.
brulaap.
Alouatta seniculus (Cebidae).
Ref.: arawata
arawataimo
znw.
(soort) rode rups.
Ref.: arawataimo
arawe
Etym.:
T arawe, Wj erewe, Ap arawe, Pm arawe, Wp arawe
.
znw.
kakkerlak.
Blattodea.
Ref.: arawe
[Aanmerking: L171 L173 L174]
arawoi
Etym.:
Kp arai, Wp araramoi
.
znw.
slanke boomboa.
Corallus enydris (Boidae).
Ref.: arawoi
arawon
b::
erawony.
znw.
snelheid.
arawone
znw.
groenhart.
Tabebuia serratifolia (Bignoniaceae).
Ref.: arawone
ara`wuri
znw.
bosspin.
Araneina.
Ref.: ara'uri
ara`wuwa
znw.
koningspalm.
Roystonia regia (Palmae).
Ref.: ara'uwa
are`koto
ww-ov.
takken met jonge blaadjes wegsnijden van.
areku
b::
erekuru.
znw.
woede, boosheid, oorlog.
Arekuna
Etym.:
Pm Arekuna
.
znw.
Arekuna-indiaan.
arekusi
Etym.:
Pm ereku
.
b::
erekusiry.
znw.
gal.
Ref.: ere
areky
Etym.:
Wj vreky, Ww ereky, Pm ere`
.
b::
erekyry.
znw.
wond, zweer.
Ref.: erekë
areky pe mana 'je hebt zweren'.
aremena`u
znw.
(soort) reiger.
Egretta caerulea (Ardeidae).
Ref.: aremena'u
[Aanmerking: HM65 (ook: HM63?)]
aremi
Etym.:
T eremi, Wj vremi, Ap oremi, Ww erem, Kp
eren, Pm eremu
.
b::
eremiry.
znw.
(medicijnmans)lied, week.
aremu
znw.
tong, plantdeel dat voor het vlechten gebruikt wordt.
Ref.: aremu
tukumau aremuru '(soort) slang (met gele buik en zwarte rug)'.
aremu`pa
bnw.
zonder vlechthalm.
Ref.: aremu
aremuta
ww-onov.
een vlechthalm hebben.
Ref.: aremu
arepa
Etym.:
T arepa, vrepa, erepa
.
b::
erepary.
znw.
brood van bittere kassave.
Ref.: arepa
akuri erepary '(soort) boom [Gustavia augusta (Lecythidaceae)]', kajakaja erepary '(soort) plant [Cordia macrostachya (Boraginaceae)]', kasapa erepary '(soort) boom [Laetia procera (Flacourtiaceae)]', kaware erepary '(soort)_plant [Cymbopogon citratus (Panicoidae)]', kuja`ke erepary '(soort) plant [Miconia guianensis (Melastomaceae)]',
kynoro erepary '(soort) boom [Qualea dinizii (Vochysiaceae)]', opono erepary '(soort) plant [Batis maritima (Bataceae)]', oruko erepary '(soort) boom [Hebepetalum humiriifolium (Linaceae)], rere erepary (ook
erejuru genoemd) '(soort) boom [Hymenolobium flavum (Papilionaceae)], tukuruwe erepary '(soort) plant',
wajamaka erepary (ook napiran genoemd) '(soort) liaan [Ipomoea tiliacea (Convolvulaceae)]'.
arepa`pon
b::
erepa`pony.
znw.
gehardheid, incasseringsvermogen, goede conditie.
arepi
b::
erepiry.
znw.
borstplaat (van een krab).
Ref.: erepipo
kusa erepiry 'borstplaat van een krab', ku`we erepiry 'afsluitstukje op de ingang van een slakkehuis'.
areremai
znw.
(soort) boom.
Hirtella paniculata (Rosaceae).
Ref.: arïrïme'i
met rode bloemen, bast gebruikt voor zeep en tegen brandwonden.
aresaika
ww-ov.
ontpieken, de punt met nieuwe bladeren weghalen van.
(w)otaresaika
ww-med.
zich ontpieken, de punt met nieuwe bladeren wegdoen.
aresaiky
znw.
piek, punt met nieuwe bladeren.
bv van een boom, van haren.
aresaiky`pa
bnw.
zonder piek, zonder spits toelopende top.
aresaita
ww-onov.
een piek krijgen, een spits toelopende top krijgen.
aresi
Etym.:
T arysi, Wj aresi, Pm ary`si, Sr aleisi, E rice, N rijst, Sp
arroz
.
b::
jaresiry.
znw.
rijst.
Oryza sativa (Gramineae).
Ref.: areisi
aresi`ka
ww-ov.
de spits toelopende punt weghalen van.
aresi`ko
ww-ov.
van een spits toelopende punt voorzien.
(w)otaresi`ko
ww-med.
zich van spits toelopende punt voorzien.
wotaresi`koi 'ik heb mezelf een reeks kinderen van groot naar klein gemaakt'.
aresiku
b::
eresikuru.
znw.
(geneeskrachtige) leverdrank.
Ref.: ere
[Aanmerking: of: 'gal'? vgl A: ku en vgl orekusi]
aresiky
znw.
spits toelopende punt.
Ref.: kërë
aresiky`i
znw.
(soort) plant.
Arthrosamanea multiflora (Mimosaceae), Macrosamanea discolor (Mimosaceae).
aresiran
znw.
(soort) gras.
[Aanmerking: groeit in het moeras, het jeukt]
aresi`ta
ww-onov.
een spits toelopende punt krijgen.
areta`ka
ww-ov.
takken met jonge blaadjes weghalen van.
aretaky
znw.
spruit, loot, stuk tak met jonge blaadjes.
aretaky`pa
bnw.
zonder loten, zonder takken met jonge blaadjes.
areta`ta
ww-onov.
uitspruiten, loten krijgen.
aretepe
znw.
(soort) boom.
Laetia procera (Flacourtiaceae).
arety
Etym.:
T rety, Ap rety, Kp rety, Pm rety, re`
.
znw.
eindstuk, top, kruin.
Ref.: retï
(kapu of weju) retyry 'het westen',
aretyry ponokon 'mensen van het westen',
kurumu retyry '(soort) ananas'}
.
aretyka
ww-ov.
de kruin weghalen van.
ari
znw.
schelpdier, weekdier.
Ref.: ari
[Aanmerking: lb]
arija
znw.
(soort) ananas.
arijana`y
znw.
(soort) boom.
Swartzia prouacensis (Caesalpiniaceae).
Ref.: arijana'ë
arijapa
znw.
(soort) plant of boom, (soort) vrucht.
arije
Etym.:
Ap orije, erijety
.
b::
erijety.
znw.
rand.
Ref.: eriye
yjerijety `wa wo`po`sa 'ik kijk opzij'.
ariki
Etym.:
T ariki, Wp jariki
.
znw.
witkop-aap.
Pithecia pithecia (Cebidae).
Ref.: ariki
ook wa`nuku genoemd.
arima
Etym.:
Wj arima, Ww arima, Pm arima, M arima
.
ww-ov.
aanduwen, voortstoten, met de peddel voortbewegen.
(w)otarima
ww-med.
elkaar aanstoten, zich voortduwen, voortroeien.
Ref.: arima
arimaka
znw.
(soort) plant.
Combretum rotundifolium (Combretaceae).
arimiki
Etym.:
Wj eremiki, Sr lemki
.
znw.
limoen.
Citrus aurantifolia (Rutaceae).
Ref.: alemiki
arimikiran
znw.
(soort) plant.
Fagara pentandra (Rutaceae).
ari`natu
Etym.:
Wj arinat, Ap orinato, Kp arinatu
.
znw.
bakplaat.
Ref.: arinatu
oorspronkelijk van aardewerk (ari`no), tegenwoordig van ijzer (siparari).
aripa`ka
ww-ov.
uitspreiden, uiteen laten vallen.
(w)otaripa`ka
ww-med.
zich uitspreiden, zich uiteen laten vallen.
aripapy
Etym.:
Wj akpapy, Ap a`papy
.
ww-ov.
uitdelen, verdelen, distribueren.
(w)otaripapy
ww-med.
zich uitdelen, zich verdelen.
Ref.: aripapu
[Aanmerking: v aripapo is aripàpo?]
aripisana
znw.
(soort) strijdknots.
Ref.: kalina (23)
arirumy
Etym.:
Kp ainymy, Pm ariwomy, M ainumy
.
ww-onov.
vliegen.
Ref.: arïrumu
arirunka
ww-ov.
doen vliegen, laten vliegen.
arisa
znw.
rode duivelskrab.
Goniopsis cruentata (Grapsidae).
Ref.: arisa
ook araja genoemd.
[Aanmerking: A: palmworm, kleiner dan atukuma]
arisi`i
znw.
(soort) plant.
Ormosiopsis flava (Papilionaceae).
aritawa
Etym.:
P irataua
.
znw.
geelkopmaskerspreeuw.
Agelaius icterocephalus (Icteridae).
Ref.: aritawa
heeft lachwekkend baltsgedrag.
[Aanmerking: HM538 E330 ook: japu en kynoto geheten?]
aro
Etym.:
T arv, Wj arv, Ap aro, Ww ary, Kp arv, Pm
arv, M ary
.
ww-ov.
wegbrengen, (bij iemand vandaan) meenemen.
suma onory arojan 'overal eet hij mensen'.
(w)otaro
ww-med.
weggaan, op jacht gaan.
Ref.: aro
aroky
Etym.:
T aroky, Wj aroky, Ap aroky, Kp auky, Pm auky
.
znw.
penis.
Ref.: arokï
yjoro`kan arokyry of yjoro`kan wo`tu`mi`po '(soort) paddestoel [Helosis cayennensis (Balanaceae)]'.
arompo
bnw.
met veel moeite, bijna niet.
[Aanmerking: >arompo imero ytuntai< 'met veel moeite ben ik aangekomen' (hier is aronke niet mogelijk)]
aronke
bnw.
vruchteloos, tevergeefs.
Ref.: alonge
aropo
Etym.:
Ww arpo
.
ww-ov.
laten brengen.
aropon
Etym.:
F harpon, N harpoen
.
znw.
harpoen.
aropoty
ww-ov.
ronddragen, herhaaldelijk zich bezighouden met.
V: aropo`topo 'kruiwagen'.
arotopo
znw.
vervoermiddel, wagen, (V:) stuur, roer.
aru`ka
ww-ov.
erin stoppen, (V:) zaaien.
aruka
ww-ov.
droog maken.
aruko
Etym.:
T vrukv, Wj vrukv, Ap oruko, Kp vrukv, Pm
arukv
.
b::
jorukory.
znw.
wormpje, rups.
Ref.: aruko/auruko/oruko
arukopuri
znw.
(soort) worm.
[Aanmerking: wit, in verrotte boomstammen]
aruku
znw.
(soort) pruim.
arukujuru
Etym.:
A arokojuru
.
znw.
(soort) boom.
Laetia procera (Flacourtiaceae), Swartzia apetala (Papilionaceae).
arukuma
Etym.:
T urutura, Ap maparukawa, A warokoma, Wp arukama
.
znw.
heldere ster, planeet.
Ref.: arukuma
poto`su arukuma 'grote heldere ster, Venus', ko`warono arukuma 'kleine heldere ster, Jupiter'.
arukumari
znw.
(soort) boom, (soort) noot.
Caryocar microcarpum (Caryocaraceae).
Ref.: arukumari
[Aanmerking: A: Caryocar glabrum]
arukumariran
znw.
(soort) boom.
Caryocar glabrum (Caryocaraceae).
arukuwaipo
znw.
(soort) plant.
Hirtella racemosa (Chrysobalanaceae).
aru`pa
bnw.
niet droog.
Ref.: arupa
arupy
Etym.:
T aruku
.
ww-onov.
propvol worden.
Arusijaka
znw.
Arusijaka.
oude verlaten nederzetting ten noorden van Galibi.
aruta
ww-onov.
droog worden.
Ref.: aruta
arutuwa
znw.
(soort) vogel, reiger.
Ardeidae.
Ref.: aurutuwa
[Aanmerking: gele borst]
Aruwako
Etym.:
Kp Aruwa`, Eruwakv, Pm Erwakv
.
znw.
Arowak.
Ref.: Aruako
aruwasire
znw.
hemelpaard.
bij rustig weer is het galopperen van het hemelpaard te horen als een soort donder.
aruwepe
znw.
(soort) plant.
Ref.: aruwepe
zaad wordt gebruikt als kralen.
ary
Etym.:
T ary, Wj ary, Ap (j)ary(ry), Kp are, Pm jare
.
b::
(j)ary.
znw.
blad.
Ref.: arï
wo`i ary '(soort) palm [Geonoma baculifera (Palmae)]',
maripa jary 'het blad van de maripa-boom'.
aryka
Etym.:
Pm areka
.
ww-ov.
naar buiten persen, tevoorschijn persen.
aryka wy`sa 'ik ga even poepen', pitani sarykai 'ik heb een kindje ter wereld gebracht'.
(w)otaryka
ww-med.
zich naar buiten persen.
Ref.: arï
aryky
znw.
bladerenpunt, gebladerde boomtop.
Ref.: arï
[Aanmerking: vgl aretaky]
ary`ma
Etym.:
T aryna
.
bnw.
zonder bladeren.
Ref.: arï
arymo
ww-ov.
erin stoppen, erin doen.
(w)otarymo
ww-med.
erin stoppen, erin doen.
Ref.: arïmo
aryna
ww-onov.
blad krijgen.
Ref.: arï
arynke
bnw-az.
met het blad van.
arynkepy
ww-onov.
ophouden blad te hebben.
arynto
ww-ov.
van bladeren voorzien.
arypawana
znw.
(soort) boom.
Gustavia augusta (Lecythidaceae).
Ref.: arepawana
ook akuri erepary of akuri saperary genoemd.
arypoty
b::
erypotyry.
znw.
kittelaar, (V:) maagdenvlies.
vgl T en Wj en Ap ery 'vagina' en poty 'punt' of 'glans'.
ary`to
Etym.:
T ary`tv
.
ww-ov.
van inhoud voorzien.
a`sa
znw.
nek.
Ref.: asa
auto a`sary 'dakrand aan de achterkant'.
asa`i
Etym.:
T saji
.
znw.
(soort) uil.
Strigidae.
[Aanmerking: HM228 E178 ; V: saai]
a`saka
ww-ov.
de nek weghalen van.
a`saka
znw.
stamgenoot, medemens, vriend.
Ref.: asaka
a`saka
ww-ov.
(in groepjes) verdelen, splitsen.
a`saka`pa 'onverdeeld, allemaal samen, louter, alleen',
a`sakatonympo 'deel', a`saka`pa woryijan 'alleen maar vrouwen', a`saka`pa taty`se kytaje, wo 'wij zijn allemaal even oud (geworden), meisje'.
(w)otasaka
ww-med.
zich delen, zich splitsen.
Ref.: asakapa
eropo kytota`sakasen 'laten we hier in groepjes uiteengaan'.
asakaimo
Etym.:
Kp sakasa`, Pm sakasa`, Sr saka
.
znw.
ratelslang.
Crotalus durissus (Crotalidae).
Ref.: asakaimo
a`sakoto
ww-ov.
het (nek)haar afsnijden van.
asamono`ke
bnw.
ongelijk, niet bij elkaar passend.
asapai
b::
asapaity.
znw.
halsdoek.
Ref.: asapaitïnano
asapakara
znw.
(soort) bloedzuiger, parasiet.
asaparapi
Etym.:
Wp sawanapa, Sr saprapi
.
znw.
(soort) mesvis.
Eigenmannia virescens (Gymnotidae).
a`sapo`n
znw.
achterhoofdondersteunsel, kussen.
asara
znw.
piekerigheid, stekeligheid.
asaraika
ww-ov.
uit elkaar bewegen, rommelig maken, verwarren.
asara`pa
bnw.
niet piekerig, niet stekelig.
asarapa
Etym.:
A wasarapa
.
znw.
(soort) hagedis.
Ref.: asarapa
[Aanmerking: Arowaks: leeft in bomen]
asarata
ww-onov.
piekerig worden, stekelig worden.
asary
znw.
vermold hout.
[Aanmerking: lb]
a`sa`to
ww-ov.
van een nek voorzien.
a`sawarakapa
znw.
verlaagd deel van het dak.
Ref.: auto (14h)
ase`ka
bnw.
met verschillende kleuren, van gemengde afkomst.
asekaro
Etym.:
T vikarv
.
bnw.
gezamenlijk.
asemonosi
Etym.:
Kp esimonoi, Pm munui, A monusi, Wp munusi
.
znw.
tweeling.
Ref.: asemunusi
asepuku
Etym.:
A asepoko
.
znw.
(soort) boom.
Pouteria guianensis (Sapotaceae).
Ref.: asepuku
asera
bnw.
half.
Ref.: asera/osera
mo`ko maro asera aiko 'doe samen met hem'.
aserato
bnw.
in tweespan, als twee bij elkaar horende helften.
oko aserato ampo`ko 'vouw het dubbel'.
aseremun
znw.
(soort) karperzalm.
Acestrorhynchus falcatus (Characidae), Acestrorhynchus microlepsis (Characidae).
Ref.: aseremun
[Aanmerking: Sr dagu-fisi]
asery
m::
aserynon.
bnw.
nieuw.
Ref.: oseirï
asery me man 'het is nieuw'.
a`si
bnw.
op het nippertje.
Ref.: asi
a`si roten womai rypo 'ik ben bijna gevallen', a`si `ko `ko of a`si `ky `ky 'een klein beetje', a`si pai `ko 'bij beetjes'.
asikaru
Etym.:
Wj asikaru, Ap asikaru, Kp sikaru, Pm sikaru, Wp asikaru, A
sikaro, Sp azucar, E sugar, N suiker
.
znw.
suikerriet.
Saccharum officinarum (Gramineae).
Ref.: asicaru
asikaruran
Etym.:
Wp asikaruran
.
znw.
(soort) gras.
Brachiaria purpurescens (Gramineae).
Ref.: asikaruran
[Aanmerking: Wp Cyrtopodium andersonii (Orchidaceae)]
a`si`ko
Etym.:
Wj apsik
.
bw.
een beetje, even.
Ref.: asi
a`si`ko `ko, a`si`ko `ko `ko, of a`si`ko `ky `ky 'een (heel) klein beetje'.
asikuna
Etym.:
Wj asikuna
.
znw.
(soort) struik.
Tephrosia toxicaria (Papilionaceae).
Ref.: asikuna
asikunaran
znw.
(soort) boom.
Phyllanthus niruri (Euphorbiaceae).
Ref.: asikunaran
[Aanmerking: A: Sr bitawiwiri Cestrum latifolium (Solanaceae)]
a`sima
ww-ov.
tot moes maken, tot sap maken.
asi`ma
Etym.:
T ainna
.
bnw.
niet warm.
asimorapi
znw.
zweepslang.
Oxybelis-soorten (Colubridae).
Ref.: asimarapi/simorapi
asimyty
b::
esimyty.
znw.
vlechtwerk aan de rand.
Ref.: esipirï
asin
Etym.:
Ap asiny
.
znw.
warmte, hitte, koorts.
Ref.: asi
asin pe man 'het is warm', asin pan 'iets warms (om te drinken), warm drankje'.
asina
ww-onov.
warm worden, lekker op gang komen.
Ref.: asina
asinau
znw.
ochtendnevel, mist.
Ref.: asinao
asinke`ka
ww-ov.
laten ophouden warm te zijn, afkoelen.
(w)otasinke`ka
ww-med.
zich laten ophouden warm te zijn, zich afkoelen.
asinkepy
ww-onov.
ophouden warm te zijn.
asipana
znw.
(soort) banaan.
Ref.: asibana
asipi
Etym.:
T e`pi, Wj etpi, Ww etipy, Kp e`pi, Pm
epi
.
b::
esipiry.
znw.
(onder)lip, rand.
Ref.: esipirï
asira
znw.
muisopossum.
Didelphidae.
Ref.: asira
a`sirika
ww-ov.
verpletteren, neerdrukken.
asirisinsi
znw.
(soort) wesp.
Polybia-soorten (Vespidae).
[Aanmerking: L274-4c L425]
asiruwa
znw.
(soort) plant.
Cynometra marginata (Papilionaceae).
asitane
znw.
wandelende tak.
Phasmatodea.
[Aanmerking: L168 ook: soort mager spook, dat vliegt en fluit]
asitaremu
Etym.:
Wp jasita, P jacitara
.
znw.
(soort) palm.
Desmoncus polyacanthus (Palmae).
Ref.: asitaremu
asiwakara
znw.
(soort) boom.
Hura crepitans (Euphorbiaceae).
Ref.: asiwakara
[Aanmerking: ook (a)pukuri genoemd? of verwarring met pakuri?]
asiwoi`ma
bnw.
niet helder, niet doorzichtig.
Ref.: asiwöi
asiwoin
Etym.:
Pm aitawasin, awasin
.
znw.
helderheid, doorzichtigheid.
asiwoina
ww-onov.
helder worden, doorzichtig worden.
Ref.: asiwöi
asiwoino
ww-ov.
helder maken, doorzichtig maken.
asiwo`ka
ww-ov.
de buikzwelling wegnemen van ; de verzadiging wegnemen van.
asiwo`ka wordt ook wel gebruikt in de betekenis van
asiwo`ko.
asiwoky
znw.
verzadiging.
V: lichaamsgas ?
asiwo`ta
ww-onov.
verzadigd worden, (V:) winden laten.
Ref.: asiwo
asi`wyryryi
znw.
(soort) klein mugje.
Ref.: asiwërïrï
[Aanmerking: L369 of: asiwyryry? Hoff: masìyriry, Wp jasìosowy]
asomo
znw.
familie van elkaar.
Ref.: omo
asomo me manton 'ze zijn familie van elkaar', asomokon 'familieleden'.
asoso
znw.
mossel.
Mytilus edulis.
a`su
znw.
kippevel, koude rilling.
a`suka
ww-ov.
stomen, een stoombad laten nemen.
na het stoombad krijgt men kippevel (vgl a`su 'kippevel').
a`su`pa
bnw.
zonder kippevel, zonder koude rilling.
a`supamy
ww-onov.
langzamerhand kippevel krijgen, langzamerhand koude rillingen krijgen.
a`supanka
ww-ov.
langzamerhand kippevel bezorgen ; langzamerhand koude rillingen bezorgen.
a`suta
ww-onov.
kippevel krijgen, een koude rilling krijgen.
Ref.: asuta
a`ta
Etym.:
T a`tao, Wj aptao, Ap a`tao, Kp a`tai, Pm ja`tai
.
az.
met ... zijnde.
Ref.: ata
je`tun pe aja`ta 'als je ziek bent'.
ata
znw.
satijnhout.
Brosimum rubescens (Moraceae), Brosimum paraënse (Moraceae).
atakamara
Etym.:
A atakamara, Wp takamara
.
znw.
(soort) boom.
Chrysophyllum-soorten (Sapotaceae).
atakari
znw.
(soort) boom.
Duroia eriopila (Rubiaceae).
atakin
b::
etakiny.
znw.
gefluit.
ataku
Etym.:
T etaku, Ap otaku, etakuru, Pm etaku
.
b::
etakuru.
znw.
speeksel.
Ref.: etakuru
atakusere
znw.
(soort) plant.
Eugenia egensis (Myrtaceae).
atakusi
b::
etakusiry.
znw.
(naar boven gekomen) maagzuur.
atana
znw.
(soort) plant.
Licania macrophylla (Rosaceae).
ata`no
b::
eta`nory.
znw.
vettig-rauwe geur, stank.
[Aanmerking: vgl þno]
atanty
b::
etanty.
znw.
rijgmiddel, schoenveter.
atapa
znw.
(soort) boom.
Macrolobium-soorten (Caesalpiniaceae).
Ref.: atapa
atapapipo
znw.
(soort) vis.
[Aanmerking: kleinste soort krobia]
ataparan
znw.
(soort) plant.
Crudia glaberrima (Papilionaceae).
atapiripo
znw.
(soort) plant.
Alchorneopsis trimera (Euphorbiaceae).
Atapiriri
znw.
Atapiriri.
oude woonplaats bij de Wane-kreek.
atapiriri
Etym.:
Wp tatapiriri
.
znw.
(soort) boom.
Tapirira guianensis (Anacardiaceae).
Ref.: atapirirï
ataputy
b::
etaputy.
znw.
dichtsel, deur, deksel.
Ref.: etapu
yjekunary etaputy 'mijn knieschijf'.
atapy
Etym.:
Pm etapu
.
b::
etapyry.
znw.
toespijs, (brood)beleg, vlees of vis.
atasipo
Etym.:
Wj etpot, Kp etapo`, etasipo`, Pm tansi
.
b::
etasipoty.
znw.
baard.
etasiponano 'baard (in het algemeen'; kumpo etasipoty of
kumpotasi '(soort) plant [Hirtella-soorten (Rosaceae)]'.
ata`we
b::
eta`wety.
znw.
(spinne)web, (spinne)rag, (spinne)draad.
Ref.: etawe
atawyin
b::
etawyiny.
znw.
ontsnappend gas, walm, eruptie.
atiseiwa
ww-onov.
'hatsjie' zeggen, niezen.
Ref.: adiseiwa/akiseiwa
bij niezen zegt men dat iemand de niezer bij de naam roept (ajejatoi 'iemand heeft je geroepen').
atita
znw.
grote landslak.
Gastropoda.
Ref.: atïta
[Aanmerking: Sr pakro]
atita
Etym.:
Sr atita(wiwiri)
.
znw.
ontlastingsziekte.
Ref.: atïta
de ontlasting geschiedt bij kleine hoeveelheden.
[Aanmerking: vgl Sr atitawiwiri 'soort plant']
ato
Etym.:
Pm jata
.
znw.
gat, hol, holte.
Ref.: ato
V: auto atory 'raam'.
a`to`ka
ww-ov.
kraakbeen laten kraken van, door trekken de vingers laten knakken van.
atoka
ww-ov.
een gat maken in, een holte maken in.
V: atokatopo 'boor'.
(w)otatoka
ww-med.
een gat in zich maken, een holte in zich maken.
Ref.: ato
ato`ke
bnw-az.
onaangenaam voor.
Ref.: atoke
yjato`ke man 'het bevalt mij niet', asato`ke manton 'ze verdragen elkaar niet'.
atoky
Etym.:
Pm atoky
.
ww-ov.
gaatjes maken in, naaien, zijn klauwen slaan in.
(w)otatoky
ww-med.
gaatjes in zichzelf maken.
Ref.: ato/atokï
a`to`ma
bnw.
zonder stut, zonder ondersteunende vork.
a`tomy
ww-onov.
vol onkruid groeien, (door plantengroei) verwilderen.
a`ton
znw.
stut, ondersteunende vork.
Ref.: atu(g)
atone
Etym.:
Ap etone
.
bnw.
aan de ene kant.
Ref.: otone
atonenaka 'naar de ene kant, naar de andere kant'.
atonepupu
tlw.
vijftien.
uit: atone 'aan een kant' en pupu 'voet'.
a`tonka
ww-ov.
met onkruid laten begroeien, laten verwilderen.
(w)ota`tonkapo
ww-med.
zich met onkruid laten begroeien, zich laten verwilderen.
a`tonto
ww-ov.
van vorkstokken voorzien.
(w)ota`tonto
ww-med.
zich van vorkstokken voorzien.
Ref.: atondo
ato`pa
bnw.
zonder hol(te).
Ref.: ato
atota
ww-onov.
gaten krijgen, holtes krijgen.
Ref.: ato
ato`wa
bnw.
allerlei richtingen uitgaande, chaotisch.
atukuma
Etym.:
A otokoma
.
znw.
larve van de palmsnuitkever.
Rhynchophorus palmarum (Curculionidae).
Ref.: atukuma
wordt of werd levend gegeten.
atukupara
znw.
(soort) vis.
Gymnotus-soort (Gymnotidae).
[Aanmerking: lijkt op mesvis, heeft puntige snuit]
atu`ma
Etym.:
T atunna
.
bnw.
zonder koorts, niet ziek.
Ref.: atu
atun
Etym.:
T atun
.
znw.
koorts, ziekte.
Ref.: atu/atunano
atunano '(langdurige) koorts'.
atuna
ww-onov.
ziek zijn.
Ref.: atu
atunkepy
ww-onov.
ophouden ziek te zijn.
Ref.: atu
aturija
znw.
(soort) heester.
Machaerium lunatum (Papilionaceae).
Ref.: aturia
[Aanmerking: Wp waturija Micropholis-soorten (Sapotaceae)?]
aturijaran
znw.
(soort) plant.
Dalbergia monetaria (Papilionaceae).
a`tutu`ta
ww-onov.
gedrongen worden, kort en dik worden.
aty
Etym.:
Ap aty
.
znw.
uitsteeksel, knop, kittelaar.
Ref.: atï
aty
ww-ov.
van binnen schoonmaken, van binnen omspoelen.
(w)otaty
ww-med.
zich van binnen schoonmaken, zich van binnen omspoelen.
Ref.: atï(l)
atypo
b::
etypory.
znw.
mooi geluid, mooie klank.
Ref.: etïpo
atypy
Etym.:
Wj atypy
.
ww-onov.
bejaard worden, klein van ouderdom worden, onvolkomen groei meemaken.
Ref.: atïpu
aty`no `wa tapyije man 'hij is onvolgroeid gebleven'.
Atypyty
znw.
Tibiti-rivier.
Ref.: atïlpïtï
atyryryi
znw.
rode katoen.
Gossypium barbadense (Malvaceae).
atyta
Etym.:
T a`ta, Kp a`ta
.
ww-onov.
loten krijgen, uitspruiten.
Ref.: atïta
yjatytapo`sa 'ik krijg uitgroeisels op mijn huid}
.
atywa`y
znw.
(soort) boom.
Ref.: atïwa'ü
atywo
ww-ov.
reinigen, schoonspoelen.
(w)otatywo
ww-med.
zich reinigen, zich schoonspoelen.
Ref.: atïwo
aura`ma
bnw.
zonder spraak, stil.
Ref.: aura
aurampa
ww-ov.
spraak bezorgen, laten spreken.
(w)osaurampa
ww-med.
zich spraak bezorgen, zich laten spreken.
auran
b::
auran.
znw.
stem, taal.
Ref.: aura
aurana
ww-onov.
spreken, praten.
Ref.: aura
auranaka
ww-ov.
laten kletsen, tot discussie brengen.
aurankepy
ww-onov.
ophouden met spreken, niet meer spreken.
auranynto
ww-ov.
woorden in de mond leggen, liegen over de woorden van.
auro
Etym.:
T eurv, Wj eurv, Pm eurv, M seuru
.
ww-ov.
blaffen tegen.
(w)otauro
ww-med.
blaffen tegen zichzelf.
sommigen beschouwen auro als een onovergankelijk werkwoord, maar dan zou het het enige onovergankelijke werkwoord zijn waarvan de stam niet op een a of y eindigt.
auta
Etym.:
T outa, Wj euta, Ap euta, Ww euta, Kp
euta, Pm euta, M a`ta
.
znw.
hol, gat.
Ref.: augta/ogta
auta`pa
bnw.
zonder hol, zonder gat.
auto
Etym.:
Wj vutv, Ww vwtv, Kp vutv, jywy`, Pm autv, ewi`, M ewyty
.
b::
auty.
znw.
huis.
Ref.: auto
auty`ma
bnw.
zonder huis.
Ref.: auto
autyma
ww-ov.
een huis bouwen voor, van een huis voorzien.
autyna
ww-onov.
een huis krijgen.
autynto
ww-ov.
een huis bouwen voor, van een huis voorzien.
auwa
ww-onov.
lachen.
Ref.: awa
auwano`po
ww-ov.
laten lachen, aan het lachen maken.
auwanopy
ww-ov.
lachen tegen, uitlachen.
awakaparu
Etym.:
Pm awakaparu
.
znw.
(soort) vlinder.
Morpho-soorten (Nymphalidae).
awaky
Etym.:
Ww ewaky, Kp ewaky
.
b::
ewakyry.
znw.
blijdschap.
paranakyry ewakyry 'tovermiddel om blanken vriendelijk te maken'.
awami
b::
jawamiry.
znw.
fijt, ontsteking bij de nagelrand.
Ref.: awami
awami pe mana 'je hebt fijt'.
awa`na
b::
ewa`nary.
znw.
ellebooggewricht.
awa`po
b::
ewa`pory.
znw.
vreugde, blijdschap.
Ref.: ewapo
awara
Etym.:
Wj jawara, Kp awara, Pm awara, A awara, Wp awara, Sr awara
.
znw.
(soort) palmboom.
Astrocaryum vulgare (Palmae).
Ref.: awara
awarapuku
znw.
(soort) vis.
Hypophthalmus-soort (Hypophthalmidae).
awararemupo
znw.
kleine ijsvogel.
[Aanmerking: letterlijk: '(vogel) op de awaratong']
awaratara
znw.
(soort) boom.
Fagara pentandra (Rutaceae).
Ref.: awaratara
awara`y
znw.
(soort) awarapalmboom.
Ref.: awara'ï
aware
Etym.:
T aware, Wj aware, Kp aware, Pm aware, A jaware, Sr awari
.
b::
jawarery.
znw.
buidelrat, opossum.
Didelphidae.
Ref.: aware
awarenta
znw.
(soort) mier.
Azteca-soorten (Formicidae).
[Aanmerking: L274-4h]
awareporan
znw.
(soort) plant.
Dieffenbachia seguina (Araceae), Aechmea fasciata (Bromeliaceae).
Ref.: awareporan
awarepu`ja
Etym.:
Kp maparuwa, Pm awarepoka
.
znw.
Braziliaanse reuzenotter.
Pteronura brasiliensis (Mustelidae).
Ref.: awarepuya
awa`rumy
Etym.:
T ewarun, Ww awarpan, Kp ewarupy, Pm
ewaron
.
b::
ewa`rumy.
znw.
donkerte, duisternis.
ewa`rumy ajapyitan 'de duivel zal je pakken'.
awaruwape
znw.
fabelachtige jagoear.
Ref.: awaruwape
awaryta
znw.
(soort) roofvogel.
[Aanmerking: HM90 98 104 110]
awasi
Etym.:
Wj etnai, Kp a`nai, Pm anai, Wp awasi
.
znw.
maïs.
Zea mays (Panicoidae).
Ref.: awasi
awasi
Etym.:
Kp jawasi, Pm awasiri, M jawasi
.
b::
jawasiry.
znw.
aanstaande huwelijkspartner, iemand met wie je flirt.
Ref.: awasi
[Aanmerking: Hoff: awasi]
awa`ta
Etym.:
T ja`ta, Ap oja`ta, Pm ewata
.
b::
ewa`tary.
znw.
oksel, zijkant onder de arm.
Ref.: ayata
awata`u
Etym.:
Wp jawatay
.
znw.
(soort) mier.
Allomerus octoarticulatus (Formicidae).
awei
Etym.:
T awain
.
znw.
licht, schijnsel.
Ref.: awei
aweipa
Etym.:
Pm wijupa
.
ww-ov.
beschijnen, licht uitstralen over, verlichten.
aweipatopo 'lamp'.
(w)otaweipa
ww-med.
zich beschijnen, zich verlichten.
Ref.: aweipa
aweipo
znw.
streek met goed licht, uitgestrektheid, open ruimte.
aweita
Etym.:
T awaina
.
ww-onov.
verlicht worden, helder worden.
Ref.: awei
aweka
znw.
(soort) boom, (soort) boombloem.
Ref.: aweka
a`we`ko
ww-ov.
opgezet maken, aandikken, pafferig maken.
(w)ota`we`ko
ww-med.
zich opgezet maken, zich aandikken, zich pafferig maken.
Ref.: aweko
a`weky
znw.
opgezetheid, opgezwollenheid, pafferigheid.
a`weky`pa
bnw.
niet strak in zijn omhulsel, niet opgezet.
a`wempo
bnw.
klaar, gereed.
Ref.: a'embo
a`wempono mero 'voor de laatste keer'.
awe`n
znw.
honing.
Ref.: aweine/iweine
awe`na
ww-onov.
honingzoet worden.
awe`no
ww-ov.
honingzoet maken.
a`wero
bnw.
klaar, bij wijze van dat is een gepasseerd station.
a`wero ykumyry ywotan, ywyto`poto 'de honger zal me doden als ik gegaan ben, maar dat moet dan maar'.
aweruka
Etym.:
Wp sawerukaa
.
znw.
libelle.
Anisoptera.
[Aanmerking: vgl pyrymoko, Wp: Bembix-soort (Sphecidae)]
a`wesarupy
ww-onov.
dichtgepropt worden, een prop krijgen.
a`we`ta
ww-onov.
fors worden, robuust worden.
awijonu
[awijónu]
Etym.:
Sp avion
.
znw.
vliegtuig.
awiju
Etym.:
Wp jawi`y
.
znw.
(soort) boom.
Xylopia longifolia (Annonaceae).
Ref.: awiju
a`wo
Etym.:
Wj awijowijo, Wp awawa
.
znw.
boshond.
Speothos venaticus (Canidae).
Ref.: awo
awo
Etym.:
T ao, Ap ao, eo, Pm awo
.
b::
awo.
tsw.
potentiële schoonvader, moeders broer.
Ref.: awo/jawo
gezegd tegen: moeders broer, vaders zusters man, en verder tegen elke niet verwante man van de vorige generatie; in het oostelijk dialect vervangen door jaja.
awoka
Etym.:
Sp avocado
.
znw.
avocado.
Persea americana (Lauraceae).
awomy
Etym.:
T aumy, Ap owomy, Ww awomu
.
ww-onov.
omhoog komen, opstaan.
Ref.: awomu
pena tawoije man 'de deur is open'.
awo`n
znw.
lichtzinnigheid, ontucht.
[Aanmerking: V liviandad verwant met sawòne?]
awonka
Etym.:
Pm awonka
.
ww-ov.
laten opstaan, overeind halen, omhoog halen, oprichten.
pena awonkary 'de deur opendoen', enuru awonkary 'de ogen openen, tot inzicht brengen'.
(w)otawonka
ww-med.
zich laten opstaan, zich overeind halen.
Ref.: awomu
awo`nuku
Etym.:
T aanuku, Kp anuku
.
ww-ov.
omhoogbrengen, omhooghalen, naar boven laten gaan.
(w)otawo`nuku
ww-med.
zich omhoogbrengen, zich omhooghalen.
Ref.: awonuku
awopa
bnw.
aan de rand (van het water), op het strand.
Ref.: awopa
awo`pokoro
ww-ov.
laten boeren, oprispingen bezorgen.
awo`pokota
ww-onov.
boeren, oprispingen hebben.
Ref.: awopotoka
awo`py
Etym.:
T ao`py, Wj awotpv, Ap o`py, Kp ewo`py, Pm
awopy
.
znw.
mogelijke schoonmoeder.
Ref.: wopu
gezegd van: vaders zus, vrouw van moeders broer, en verder elke niet verwante vrouw van de vorige generatie.
awosi`ma
Etym.:
T amyinna, Ww awsymra
.
bnw.
niet zwaar.
Ref.: awosi
awosin
Etym.:
T amyin, Ww awsyn
.
b::
awosin.
znw.
zwaarte, gewicht.
awosin pe man 'het is zwaar'.
awu
Etym.:
T wyy, wyrv, Wj ywu, Ap ywy, Ww owy, Kp
vwrv, urv, Pm urv, M ury
.
vnw.
ik.
Ref.: aw
awumpo 'ik voor mij, ik apart'.
awureja
znw.
penseel.
Ref.: awuleya
awy`jama
Etym.:
Kp kawijama, Pm (k)aujama, A aujama
.
znw.
pompoen.
Cucurbita moschata (Cucurbitaceae).
Ref.: wayama
awyri
znw.
(soort) vis.
Sciaenidae.
Ref.: a'uli
awyru
Etym.:
Wp jawyru
.
znw.
kaalkopooievaar, houtooievaar, schimmelkopooievaar.
Mycteria americana (Ciconiidae).
Ref.: awuru
[Aanmerking: HM75 E70]
Copyright © 2003