O - o
o1
1)
hulpww.
duidt de toekomende tijd aan.
No span. Mi o tyari en kon tamara.
Maak je niet bezorgd. Ik zal het morgen voor je brengen.
Zie:
sa2.
o2
bw.
wordt in combinatie gebruikt met bijvoeglijke naamwoorden om een vraag in te leiden, b.v. o fara 'hoe ver', o bradi 'hoe breed', o langa 'hoe lang', o hei 'hoe hoog,
o lati 'hoe laat', enz.}
O fara a de fu go na skoro?
Hoe ver is het naar school?
O bradi Srananliba de?
Hoe breed is de Surinamerivier?
o3
tw.
uitroep van verbazing.
Anansi taki: Ooo, na dya mati Dede e libi? A taki: Ai, na dya mi e libi.
Anansi zei: Ooo, dus hier woont de Dood? Hij zei: Ja, hier woon ik.
obe
znw.
palm soort maar ook de vrucht ervan (men haalt olie uit de pitten).
Elaeis guianensis (Palmae).
obia
znw.
magisch geneesmiddel.
obiaman
znw.
medicijmnan, genezer (priester) in de winti religie.
odi
1)
znw.
groet, gegroet.
Tide un kisi odi fu Arnie.
Vandaag hebben we de groeten van Arnie gehad.
cpart:
adyosi.
2)
tw.
dag.
Di a doro na oso, a taki: Odi, tanta; odi, omu.
Toen hij thuis kwam, zei hij: Dag, tante; dag, oom.
Gebruik: tegenwordig zegt men gewoon: dag.
taki ... odi
ww.
groeten, de groeten doen.
Te yu go na oso, taki yu masra odi gi mi.
Als je naar huis gaat, groet je man voor me.
syn:
bari odi;
gi odi.
odo
znw.
spreekwoord, spreuk.
koti odo
gezegde.
een spreekwoord gebruiken om iemand iets te zeggen.
ofa
Zie trefwoord: fa1.
vragend.vnw.
hoe, maar soms ook wat of waarom, op welke wijze.
ofrandi
znw.
offerande.
Gebruik: verouderde kerktaal; tegenwoordig gebruikt men in de kerk het nederlands woord offer; bij de winti godsdienst gebruikt men paiman.
ogri
1)
bnw.
ondeugend.
A ogri boi fu mi broko wan grasi baka.
Die ondeugende jongen van me heeft al weer een glas gebroken.
Zie:
takru;
kwai.
Var.:
hogri.
2)
bnw.
slecht, gemeen, gevaarlijk, kwaad.
Te yu e go neti na foto, yu mu luku bun nanga den ogri boi.
Als je 's avonds naar de stad gaat, moet je oppassen voor de slechte jongens.
3)
znw.
ongeluk, iets kwaads.
A begi fu no wan ogri no miti en na pasi.
Hij bad, dat hem geen kwaad zou overkomen op weg.
ogri-ai
1)
znw.
boze oog.
Spelling variation: ogr'ai
2)
znw.
ziekte vooroorzaakt door het boze oog.
(Het is een bekend bijgeloof dat iemand een andere ziek kan maken door hem met het boze oog aan te kijken. Ook beweert men dat als je babies complimenteerd, ze het boze oog kunnen krijgen.).
ogri-ati
1)
znw.
kwaadaardigheid, wreedheid.
Yu mus abi bun ogri-ati fu luku wan sma dan yu sutu en kiri.
Je moet wel heel slecht zijn om iemand aan te kijken en hem dood te schieten.
Spelling variation: ogr'ati
2)
bnw.
kwaadaardig, hartstochtelijk, slecht.
Den ogri-ati sma dati e fufuru èn kiri sma.
Die kwaadaardige mensen stelen en vermoorden mensen.
syn:
takru-ati.
ogriman
znw.
boosdoener, misdadiger.
okasi
znw.
gelegenheid, kans.
Mi wani taki nanga a baas, ma mi no feni wan bun
okasi ete.
Ik wil tot de baas spreken, maar ik heb nog geen goede
gelegenheid gevonden.
okro
znw.
oker.
Hibiscus esculentus (Malvaceae).
Odo: Ef' yu lobi okro, yu mu lobi en siri tu.
Spreekwoord: Wie rozen wil plukken moet de doornen verdragen. (Lett: Als je van oker houdt, moet je ook van haar zaden houden.)
olanga
1)
vragend.vnw.
hoelang.
Olanga yu o tan gwe?
Hoelang blijft u weg?
2)
bw.
hoelang.
Mi no man taki olanga a boi ben abi fu wakti bus.
Ik kan niet zeggen hoelang de jongen op een bus moest wachten.
olati
1)
vragend.vnw.
hoe laat.
Olati un de?
hoe laat is it?
2)
bw.
hoe laat.
Den no taigi mi olati mi mu kon.
Ze hebben me niet gezegd hoe laat ik moet komen.
oleif
1)
znw.
vruchtsoort, Indische jujube.
Zizyphus jujuba (Rhamnacaea).
2)
znw.
olijf (zoals het bekend is in Europe).
Olea europea (Oleaceae).
oli
1)
znw.
spijsolie.
Poti oli ini a pan gi mi.
Doe olie voor me in de pan.
syn:
nyan-oli.
Zie:
fatu1.
3)
znw.
benzine.
A brom fu yu abi oli?
Heeft je bromfiets benzine?
olo
znw.
gat, kuil, opening.
olometi
znw.
knikkerspel waarbij men met een rèis de knikkers probeert te raken (om het moeilijker te maken wordt er een gat (olo) gemaakt waarin de knikkers terecht kunnen komen).
Zie:
yowka.
2)
bnw.
vol_gaten; vol gaten.
A olo-olo pasi disi no switi fu rei.
Deze straat vol gaten is niet prettig om te rijden.
2)
titel.
aanspreektitel voor een oudere vrouw.
Zie:
musye;
Zie tabel onder:
famiriman.
omeni
1)
vragend.telw.
hoeveel.
Omeni sma de?
Hoeveel mensen zijn er?
2)
telw.
hoeveel.
Mi no sabi omeni sma o kon.
Ik weet niet hoeveel mensen er zullen komen.
omeni langa
bw.
hoe lang.
Yu sabi omeni langa mi e sidon wakti dya, ma zuster no e kari mi.
Weet je hoe lang ik hier zit te wachten, maar de zuster roept me niet.
Gebruik: omeni langa is sterker in graad dan olanga.
omeni langa kba
bw.
allang.
A: Den birti fu yu e prei poku tranga. B: Brada,
omeni langa kba.
A: Je buren hebben hun muziek luid aan. B: Man, dit is allang zo.
2)
znw.
Chinese winkelier, aanspreekvorm voor Chinese winkelier.
Go na omu go bai tu brede gi mi.
Ga bij de Chinese winkelier twee broden voor me kopen.
Gebruik: Men noemt de vrouw van de Chinese winkelier Misi Amoi.
ondro
1)
voorz.
onder.
A dagu didon ondro a tafra.
De hond ligt onder de tafel.
ant:
tapu3.
2)
ww.
onderdoen.
Fu sanede meki yu ondro yusrefi gi a man?
Waarom doe jij je onderdanig voor?
Zie:
saka ensrefi.
ondrofeni
1)
ww.
ondervinden, ervaren.
Te yu go na ini srudati, yu o ondrofeni fa a de.
Als je in de militaire dienst gaat, zul je wel ondervinden hoe het daar is.
2)
znw.
ervaring, ondervinding, wijsheid.
Mi leri ondrofeni fu no smoko.
Ik heb door ondervinding geleerd om niet te roken.
ondrokrosi
znw.
ondergoed, onderkleding.
Morph.: compound.
ondrosuku
1)
ww.
onderzoeken.
Skowtu e ondrosuku a tori.
De politie onderzoekt de zaak.
2)
znw.
onderzoek.
Nanga a heri ondrosuku san datra du, toku a no feni noti.
Ondanks het grondig onderzoek dat de dokter gedaan heeft, heeft hij toch niets kunnen vinden.
ondrow
1)
znw.
onderhoud (in goede staat).
Odo: Bigimemre abi ondrow fanowdu.
Spreekwoord: Hoogmoed komt voor de val.
2)
ww.
onderhouden (in goede staat).
Efu yu no ondrow a masyin, a o broko es'esi.
Als je de motor niet onderhoud, zal hij snel kapot raken.
ondroyan
bw.
smadelijk; op een smadelijke manier.
Ini a WK Duitsland wini Saudi Arabia ondroyan.
Tijdens de WK versloeg Duitsland Saudi Arabia smadelijk.
Var.:
ondronyan.
ongoloku
1)
znw.
ongeluk, tegenspoed.
Odo: Ongoloku no e blaka leki alen.
Spreekwoord: Een ongeluk meldt zich niet vooraf. (lett: Een
ongeluk is niet zwart als een regenbui.)
2)
bnw.
ongelukkig.
A man disi ongoloku. Ala yuru sani e miti en.
Deze man is ongelukkig. Altijd overkomt hem iets.
ant:
koloku.
2)
znw.
honingbij, korfbij.
Apis mellifera (Apidae, O. Hymenoptera).
Var.:
onifrei.
3)
znw.
angelloze bij.
(Apidae, O. Hymenoptera).
Var.:
onifrei.
onifrei
1)
znw.
honingbij.
Apis mellifera (Apidae, O. Hymenoptera).
2)
znw.
verzamelnaam voor verschillende angelloze bijesoorten.
(Apidae, O. Hymenoptera).
onti
1)
ww.
jagen.
Zie:
luru.
Van: Eng.
Etym.:
hunt
.
2)
znw.
jacht.
A ontiman go na onti, so a feni wan bofru fu kiri.
De jager ging op jacht en schoot een tapir.
2)
titel.
aanspreektitel voor een oudere man.
ope
vragend.vnw.
waar, op welke plaats.
Gebruik: verouderd; men zegt nu liever pe.
Opete
znw.
god van het luchtruim die zich manifesteerd in de gedaante van een aasgier.
(soms ook tingifowru-winti genoemd).
opo1
1)
ww.
open doen, open maken.
Opo a doro gi mi.
Maak de deur voor me open.
A waran! Opo a oso.
Het is warm! Maak de deuren en vensters open.
ant:
tapu1.
wai opo
ww.
A winti wai a fensre opo.
De wind waaide het raam open.
2)
bnw.
open.
A fensre opo.
Het venster staat open.
3)
ww.
openen, open maken.
Fosi den wrokoman kon na wroko, a waktiman opo ala den doro.
Voordat de arbeiders op 't werk komen, maakt de portier alle deuren open.
ant:
sroto.
4)
bnw.
open.
I no abi fu go teki a sroto. A doro opo kba.
Je hoeft de sleutel niet te gaan halen. De deur is al open.
5)
ww.
opklaren.
Heri mamanten a weer ben masi en fesi, ma now a opo pikinso.
De hele morgen was het weer betrokken, maar nu is het een beetje
opgeklaard.
opo2
1)
ww.
opstaan.
Te mi e opo te mamanten, mi e go wasi wantron.
Als ik 's morgens opsta, ga ik direkt in bad.
Opo!
Sta op!
ant:
didon;
sidon.
2)
ww.
spruiten.
Luku fa a karu e opo so moi.
Kijk hoe dat koren zo mooi spruit.
syn:
sproiti.
Zie:
gro.
opo3
1)
ww.
optillen.
Opo a saka aleisi èn poti en tapu tafra.
Til de zak rijst op en zet hem op de tafel.
ant:
saka2.
2)
ww.
verhogen.
Ala yari lanti e opo a moni fu den lantiman.
Elk jaar verhoogt de overheid de salarissen van de landsdienaren.
ant:
saka2.
Zie:
hei1.
opo4
ww.
beginnen.
Un n'e go opo a tori dati moro.
We zullen niet opnieuw met dat verhaal beginnen.
opo presi
znw.
lege plaats, vakature: lege positie (in een bedrijf).
opokuku
ww.
opkoken (als met suiker, soep, rijst, melk, enz.).
A: Luku ef' a merki no e kuku-opo ete. B: Mama, a sani e opokuku kba.
A: Kijk of de melk aan de kook is. B: Mama, het kookt al.
Zie:
bori;
kuku2.
Var.:
kuku-opo.
Van: NL.
Etym.:
opkoken
.
opolangi
znw.
vliegtuig.
Tide a opolangi e lusu tu yuru.
Vandaag vertrekt het vliegtuig om twee uur.
syn:
isrifowru.
opo-opo
1)
znw.
feest, vermaking.
Wan opo-opo ben de na mi oso.
Er was een feest bij me thuis.
A yari disi, mi no wani no wan opo-opo.
Dit jaar wil ik geen enkel feest vieren.
Morph.: redup.
2)
znw.
prettige feestelijke drukte.
Den meki tumsi opo-opo, ma not'noti den no du.
Ze maakten te veel drukte, maar ze hebben niets gedaan.
opo-oso
1)
znw.
tractatie bij het bereiken van het hoogste punt van een huis in aanbouw.
De gewoonte is een bloemetje of vlag te spijkeren op de eerste kap, waarbij er een drankje gesprenkeld wordt. Daarna wordt er wat gedronken.
2)
znw.
inwijding bij het betreden van een nieuw huis, oftewel bij verhuizing naar een andere huis.
2)
znw.
lawaai, rumoer.
Efu yu yere a opruru san den pikin ben e meki na gron!
Als je het lawaai hoorde dat de kinderen beneden schopten!
3)
bnw.
lawaaierig, luidruchtig, rumoerig.
Na soso opruru sma e go luku futbal na Engeland.
In Engeland gaan alleen luidruchtige mensen naar een voetbalwedstrijd.
syn:
bradyari.
orga
1)
ww.
regelen, organiseren.
2)
znw.
organisatie.
ori
1)
ww.
tegenhouden, vasthouden.
Ori a kasi fu a no fadon.
Houd de kast tegen zodat het niet valt.
A m'ma ori a pikin na en anu.
De moeder hield het kind vast aan de arm.
ant:
lusu.
Var.:
hori.
2)
ww.
pakken, vastpakken.
Hori a fufuruman gi mi.
Pak de dief voor me.
syn:
kisi2;
grabu.
2)
tegenhouden, weerhouden.
Zie trefwoord: ori na baka.
ori stan
ww.
standhouden, weerstand bieden.
Den srudati ori stan langa fosi den gi densrefi abra.
De soldaten hielden lang stand voordat ze zich overgaven.
2)
op de uitkijk staan.
Zie trefwoord: ori wakti.
broko-oso
znw.
bouwvallig woning, krot.
Spelling variation: brok'oso
2)
znw.
de mensen die in een huis wonen.
Ala oso kan kisi wan pakket.
Elk huis kan een pakket krijgen.
-oso
achterv.
Met zelfstandige naamwoorden om het soort gebouw aan te duiden. bv. datra-oso (dokter-huis) 'kliniek', doti-oso (klei-huis) 'een soort wespen nest'.
osodresi
znw.
huismiddeltje, zelfgemaakte geneesmiddel.
Zie:
dresi.
osofowru
znw.
scharrelkip, huiskip (SN).
Gallus domesticus (Phasianidae).
Yu mus bori wan osofowru langa bika a meti tai.
Een huiskip moet je lang koken want het vlees is taai.
gen:
fowru.
osokrosi
znw.
huiskleren.
Di mi kmopo na wroko, mi puru mi wrokokrosi dan mi weri mi osokrosi.
Nadat ik van het werk kwam deed ik mijn kleren uit en trok mijn
huiskleren aan.
ososkin
znw.
buitenwanden van een huis.
ososkrati
znw.
thuis bereidde cacao, meestal in rechthoekige vorm.
Zie:
skrati.
ososma
znw.
de mensen die in een huis wonen, maar ook degene die er vaak komen; iemand die geregeld over de vloer komt.
Den ososma fu Carmen na sma san lobi prisiri.
De huisgenoten van Carmen zijn mensen die van plezier houden.
osoyuru
znw.
huishuur.
Mi e pai a eiginari a osoyuru na bigin fu ala mun.
Ik betaal de huiseigenaar de huishuur aan het begin van iedere maand.
syn:
yuru-oso.
oten
1)
vragend.vnw.
wanneer.
Oten wi o drai go baka?
Wanneer keren we terug?
2)
bw.
wanneer.
Yu kan kon oten yu wani.
Je kunt komen wanneer je wilt.
oto
znw.
auto, voertuig.
Zie:
wagi.
Van: NL.
Etym.:
auto
.
owktu
bw.
ook, eveneens.
A birti disi na Charlesburg, ma den e kari en Crepi owktu.
Deze buurt heet Charlesburg, maar men noemt het ook Crepi.
het is een combinatie van het Nederlands ook en het Sranan Tongo
tu.
owru1
1)
bnw.
oud.
Te yu kon owru yu e bigin kensi.
Als je oud wordt, wordt je kinds.
ant:
yongu.
2)
ww.
oud worden.
Mi e owru kba.
Ik wordt al oud.
owru2
znw.
houwer.
Mi no man wai a grasi nanga a owru disi. A dede.
Ik kan het gras niet met deze houwer wieden. Hij is bot.
Zie:
babun-nefi1;
ambeiri.
owrukuku1
znw.
lanspuntslang.
Botrops atrox (Crotalidae).
Ook bekend als labaria of rasper.
Var.:
owrukukusneki.
owrukuku2
znw.
verzamelnaam voor verschillende uilsoorten.
(Tytonidae, Strigidae).
Er zijn verschillende uilsoorten in Suriname, o.a. de kerkuil, of puspusi-owrukuku, de bril- of maskeruil, of krabu-owrukuku, de zwart-wit gestreepte uil, of peniblaka-owrukuku, en de gestreepte ransuil, of penitutu-owrukuku.
owruten
bnw.
niet meer in de mode, ouderwets.
Boiki bigin lafu di a si a owruten susu san Ruben ben weri.
Boiki begon te lachen toen hij de ouderwets schoen zag die Ruben aan had.
owruwan
znw.
oude.
Den yonguwan mus saka densrefi gi den owruwan.
De jongeren moeten zich aan de ouderen onderwerpen.
Mi feni tak' den owruwan ben moro bun.
Ik vindt dat de ouden beter waren.
2)
znw.
de dag voor je verjaardag.
Copyright © 2003